Deel 18
Blijf op de hoogte en volg Mario
05 Maart 2013 | Thailand, Bangkok
Na 309 dagen, 2 buitenbanden, 5 binnenbanden, 4 paar remblokjes, 3 t-shirts, 1 paar schoenen ennuh... heel veel kilometers zit het er dan op. Nog een paar uurtjes en dan vlieg ik terug. Als afsluiting plaats ik mijn laatste blog (tot de volgende fietstocht).
*****
Toen ik Sihanoukville binnenreed, besefte ik plots dat ik de 100 km vanuit Kampot sneller op de fiets had afgelegd dan 10 jaar geleden met de trein. (En niet zo maar een paar minuten of een half uurtje, maar een volle 4 uur. Wat niet zozeer iets zegt over de conditie die ik over de maanden heb opgebouwd alswel over de allerbelabberdste staat van de Cambodjaanse spoorwegen.) Sihanoukville is gebouwd in de jaren '50 als zeehaven en werd al snel populair als badplaats voor de jetset. Het heeft een fraai, modernistisch stationnetje mey betonnen bogen dat langzaam staat te vervallen nu er geen treinen meer rijden. (Bij nader inzien, toen de treinen nog wel (min of meer) reden, stond het ook al te vervallen en graasden de koeien tussen de rails.) Met het station heb ik ook meteen het mooiste opgenoemd van S'noukville. Om de een of andere onverklaarbare reden blijkt het stadje inmiddels te zijn ontdekt door de Britse Benidorm-hooligans. Pafferige lijven, roodverbrand & vol tattoeages, wandelend & wankelend van strandtentje naar strandtentje met 1 of 2 halve liters bier in hun knuisten. Even vond ik het een deprimerende ervaring, maar toen bedacht ik me dat het stadje 10 jaar geleden ook al weinig opbeurend was. Blowende backpackers of bierdrinkende Britten, wat maakt het uit? Het viel niet mee om te ontkomen aan de mototaxi's. Om de 7 stappen was er wel iemand die vroeg: "Moto, mister, moto?" Soms waren het 3 man op een rijtje die dezelfde vraaf stelden. (Wellicht in de overtuiging dat de kop van hun buurman me niet aanstond, maar dat hun diensten onmisbaar waren.) Op een gegeven moment werd het zo erg dat ze al naar me begonnen te roepen zodra ik mijn hotelkamer uitstapte.
Ik zat op de 4e verdieping.
Wat volgt? Dat ze bij me aan zouden gaan staan kloppen? Toen een poging om geld te pinnen ook nog eens de dreigende tekst "You must not use a faulty card here. Try again and you'll be in trouble" opleverde, besloot ik dat ik genoeg had van Cambodja en dat het hoog tijd werd de grens op te zoeken. Ironisch genoeg bleek mijn laatste dag fietsen in Cambodja fysiek de zwaarste, maar ook de mooiste. Een rustige weg door groene heuvels. Nou ja, beter laat dan nooit. De lekke band had ik liever nooit gehad. Zeker als de bromfietsers niet zozeer stoppen om je een helpende hand toe te steken, maar om je een beetje zwijgend aan te gaan staan gapen. Godsallemachtig, was het soms een circus waar de albino aap zijn trucjes deed? Want in dat geval kon ik er net zo goed geld voor vragen.
De volgende dag passeerde ik mijn laatste "Think of your safety"-bord die je door heel Cambodja langs de kant van de weg vindt. Persoonlijk had ik liever gehad als anderen aan mijn veiligheid hadden gedacht, maar goed, ik had het er levend van afgebracht, dus wellicht mocht ik niet klagen. Nadat de Cambodjaanse grenswachten een foto van me hadden genomen en al mijn vingerafdrukken hadden afgenomen (van beide handen) - een procedure die verrassend genoeg gratis was - reed ik Thailand binnen (en wilde ik mijn fietstocht bijna aan de verkeerde kant van de weg voortzetten). Waar ik erachter kwam dat de steile helllingen van de Mae Hong Son-ronde geen geografisch ongelukje betrof. Nu waren het weliswaar meer hobbels dan heuvels, maar het was duidelijk: de Thai zijn gewoon gek op achtbaanwegen. Geen gemiep met geleidelijk geslinger naar de top; nee hoor, recht omhoog & recht omlaag. Maar los van het infrastructurele sadisme was het een mooie weg door groen begroeid gebergte. En de Thaise weggebruikers zijn aanzienlijk geduldiger & minder agressief dan hun psychopatische buren.
Ik passeerde Thailand op zijn smalst. Nauwelijks een toeristische topattractie. Er stond een bord "the narrowest part of Thailand" en een overwoekerd toiletblok zonder deuren. Het gebrek aan klandizie verwonderde me niets, aangezien er nergens stond vermeld hoe smal Thailand op zijn smalst nu eigenlijk is. En dat wil je als toerist - wat zeg ik? als mens! - dan toch weten. Want hoe moet dat nou op een verjaardagsfeestje waar je denkt een ongemakkelijke stilte te kunnen vullen met een interessant feitje? "Wist je trouwens dat Thailand op z'n smalst, ehhh, heel smal is?" Tsja, dat maakt dus geen indruk. Maar als je de mensen kunt vertellen: "381 meter!", nou, dan komen de tongen wel los, kan ik je verzekeren. "381 meter? Goh, echt waar? Zo smal? Dat kun je dus gewoon lopen, he. Vertel ons alsjeblieft nog zo'n leuk feitje!"
Ik heb het gevoel dat het Thaise toeristenbureau me beroofd heeft van een veelbelovende conversatie-ijsbreker.
De weg ging nog een tijdje op & neer, werd geleidelijk vlakker & allengs meer bebouwd, er volgden autodealers, een megasupermarkt, 7-Elevens, het typische rommelbeton van Aziatische steden om de dag uiteindelijk te besluiten in Windy Guesthouse, Trat. Wel zo toepasselijk, gezien de invloed die een maand gastronomische geneugten van de Cambodjaanse cuisine op mijn darmen had uitgeoefend. Trat bleek hoofdzakelijk een plaatsje waar men wacht op een boot naar een van de eilanden, maar voor een smerig, provinciaals kutstadje had het beslist zijn charmes.
Chanthaburi daarentegen was aanzienlijk minder charmant. De stad staat bekend - nou ja, bekend - om twee dingen: edelstenen en de grootste kathedraal van Thailand. Twee dingen, helaas, waarvoor ik niet per se heel erg warmloop. Voor de Thai zal dat laatste ongetwijfeld een bijzonder exotisch bouwwerk wezen, maar veel meer dan een dorpskerk uit een middelgroot Frans provincieplaatsje was het niet. Toen ik de volgende morgen het stadje uitreed, las ik: "Because we have king, Thailand is today". Wat Thailand exact is dankzij die koning werd me niet duidelijk. Misschien was men vergeten de zin af te maken. Of misschien bedoelde men 'is' op een meer metafysisch niveau.
Aangekomen in Klaeng bleek het vinden van een hotel zo simpel nog niet. Na wat zijstraatjes te zijn ingeslagen, kwam ik erachter dat:
1. Klaeng lang zo leuk niet is als de naam klinkt.
2. Klaeng ronduit lelijk is. (Een bij elkaar geplempte bende van bedrijven, garages & woonblokken doorsneden door een zesbaanssnelweg die het stadje hullen in een wolk van uitlaatgassen & lawaai.)
3. Klaeng vele malen groter was dan verwacht.
4. Ik verdwaald was.
Na lukraak wat lelijke straten te zijn ingeslagen, kwam ik uiteindelijk weer op Highway 3 uit. Om prompt tegen een hotel aan te rijden. Weliswaar zo'n typisch Thais, licht ranzig budgetgeval waar de kamers ruiken naar een mengeling van desinfecterende middelen & muffige schinnel, en waar je niet al te lang stil wilt (& moet) staan bij de vlekken op de lakens, de muren en het plafond.
Ik vraag me af of ik overdrijf als ik Pattaya de meest godsafgrijselijke stad noem waar ik ooit geweest ben. Wat een hele prestatie is, gezien concurrenten als Chennai, Delhi, Tegucicalpa, San Jose & Invercargill. Misschien dat de plek zo vreselijk is dat deze op een perverse manier weer fascinerend wordt. Zoals een ernstig auto-ongeluk fascinerend kan zijn. Alleen betreft het in Pattaya een frontale botsing tussen de ergste excessen van massatoerisme en sekstoerisme op een onoverzichtelijk kruispunt in Freak City Central. In een gloed van rood & roze neon - "Kittybar", "Pussy Bar", "Sexy a Go-Go" - zie je verschrompelde bierbuikbejaarden gehuld in korte strakke sportbroekjes arm in arm met tengere Thaise meisjes, dronken bleke Russen ruzieend met vrouw of vriendin, ladyboys in alle gradaties van succesvol - van een verlate Halloween party tot "hm, lekker wijf voor een vent" -, verstandelijk gehandicapten in Hawai-shirts, blonde meisjes met een tribal tattoo als een reservestring boven hun bilspleet, westerse vrouwen in de overgang in volstrekt onethische hotpants & roze sportschoenen, absurde siliconentieten, agressieve pruillippen, expat alcoholisten die de stank van pis & wanhoop uitwasemen, oranje-bruine sportschooltypes in mouwloze hempjes die drie maten te klein zijn, halfnaakte barmeisjes die met lege ogen geil enthousiasme veinzen - "Hey falang! Show you good time! No be shy!" -, Japanse Hello Kitty-backpackers in diverse staten van verwarring, Centre Parc-gezinnetjes, verbijsterde bejaarden, verlamde bedelaars, allerhande handelaren in dubieuze merkartikelen die ze vervaarlijk dicht onder je neus duwen, Thaise vrouwen van middelbare leeftijd met uitpuilend vlees die je vastgrijpen, "You wan' massage? Happy endin' massage!".
"I wan' go Horran', I wan' smoke cocaine", vertrouwde een verlopen Thaise dame me toe die zich aan mijn tafeltje had vastgeklampt en me vroeg waar ik vandaan kwam. Ze herhaalde haar droomwens en toen wankelde ze weer verder. "She use yaba", zei de barman die me een biertje serveerde, "She use crazy med'cine". En hij maakte een gebaar alsof hij een flinke injectienaald in zijn arm zette.
Pattaya is het toeristische aarsgat van de wereld; het afvoerputje voor de ergste uitwassen van massatoerisme. Eigenlijk kan ik de sekstoerist nog wel begrijpen. Zijn doel is duidelijk: neuken. Zonder al te veel gedoe. En dat kun je er volop. Maar wat doe je er in vredesnaam als gewone toerist? Pattaya's strand is niet meer dan een belabberd strookje pathetisch zand, het is een van de duurste plaatsen van Thailand en het is ook nog eens een van de lelijkste.
Chonburi, mijn laatste stop voor Bangkok, kon natuurlijk nooit erger zijn dan Pattaya, maar - ere wie ere toekomt - de plaats deed zijn uiterste best. Een veredeld bedrijventerrein van verweerd beton, schreeuwende reclameborden, smeerolie & een constant denderen van verkeer. De zoveelste architectonische huidziekte die heel Zuidoost-Azie lijkt te verminken. De hotelkamer was zelfs voor Thaise budgetbegrippen in- en intreurig. De matras was een knollenveld, er krioelden beestjes tussen de lakens en de ventilator was ongeveer even effectief als geen ventilator. De atmosfeer was een warme, klamme wurggreep en alles voelde vies & vettig aan. Het was het perfecte decor voor een junk om een overdosis te nemen.
De volgende dag stapte ik weinig uitgerust op de fiets, ik ploeterde me door de laatste 70 km over de drukke Highway 3 en worstelde me uiteindelijk de megastad Bangkok in.
En dat, zoals men zegt, was dat.
*****
Toen ik Sihanoukville binnenreed, besefte ik plots dat ik de 100 km vanuit Kampot sneller op de fiets had afgelegd dan 10 jaar geleden met de trein. (En niet zo maar een paar minuten of een half uurtje, maar een volle 4 uur. Wat niet zozeer iets zegt over de conditie die ik over de maanden heb opgebouwd alswel over de allerbelabberdste staat van de Cambodjaanse spoorwegen.) Sihanoukville is gebouwd in de jaren '50 als zeehaven en werd al snel populair als badplaats voor de jetset. Het heeft een fraai, modernistisch stationnetje mey betonnen bogen dat langzaam staat te vervallen nu er geen treinen meer rijden. (Bij nader inzien, toen de treinen nog wel (min of meer) reden, stond het ook al te vervallen en graasden de koeien tussen de rails.) Met het station heb ik ook meteen het mooiste opgenoemd van S'noukville. Om de een of andere onverklaarbare reden blijkt het stadje inmiddels te zijn ontdekt door de Britse Benidorm-hooligans. Pafferige lijven, roodverbrand & vol tattoeages, wandelend & wankelend van strandtentje naar strandtentje met 1 of 2 halve liters bier in hun knuisten. Even vond ik het een deprimerende ervaring, maar toen bedacht ik me dat het stadje 10 jaar geleden ook al weinig opbeurend was. Blowende backpackers of bierdrinkende Britten, wat maakt het uit? Het viel niet mee om te ontkomen aan de mototaxi's. Om de 7 stappen was er wel iemand die vroeg: "Moto, mister, moto?" Soms waren het 3 man op een rijtje die dezelfde vraaf stelden. (Wellicht in de overtuiging dat de kop van hun buurman me niet aanstond, maar dat hun diensten onmisbaar waren.) Op een gegeven moment werd het zo erg dat ze al naar me begonnen te roepen zodra ik mijn hotelkamer uitstapte.
Ik zat op de 4e verdieping.
Wat volgt? Dat ze bij me aan zouden gaan staan kloppen? Toen een poging om geld te pinnen ook nog eens de dreigende tekst "You must not use a faulty card here. Try again and you'll be in trouble" opleverde, besloot ik dat ik genoeg had van Cambodja en dat het hoog tijd werd de grens op te zoeken. Ironisch genoeg bleek mijn laatste dag fietsen in Cambodja fysiek de zwaarste, maar ook de mooiste. Een rustige weg door groene heuvels. Nou ja, beter laat dan nooit. De lekke band had ik liever nooit gehad. Zeker als de bromfietsers niet zozeer stoppen om je een helpende hand toe te steken, maar om je een beetje zwijgend aan te gaan staan gapen. Godsallemachtig, was het soms een circus waar de albino aap zijn trucjes deed? Want in dat geval kon ik er net zo goed geld voor vragen.
De volgende dag passeerde ik mijn laatste "Think of your safety"-bord die je door heel Cambodja langs de kant van de weg vindt. Persoonlijk had ik liever gehad als anderen aan mijn veiligheid hadden gedacht, maar goed, ik had het er levend van afgebracht, dus wellicht mocht ik niet klagen. Nadat de Cambodjaanse grenswachten een foto van me hadden genomen en al mijn vingerafdrukken hadden afgenomen (van beide handen) - een procedure die verrassend genoeg gratis was - reed ik Thailand binnen (en wilde ik mijn fietstocht bijna aan de verkeerde kant van de weg voortzetten). Waar ik erachter kwam dat de steile helllingen van de Mae Hong Son-ronde geen geografisch ongelukje betrof. Nu waren het weliswaar meer hobbels dan heuvels, maar het was duidelijk: de Thai zijn gewoon gek op achtbaanwegen. Geen gemiep met geleidelijk geslinger naar de top; nee hoor, recht omhoog & recht omlaag. Maar los van het infrastructurele sadisme was het een mooie weg door groen begroeid gebergte. En de Thaise weggebruikers zijn aanzienlijk geduldiger & minder agressief dan hun psychopatische buren.
Ik passeerde Thailand op zijn smalst. Nauwelijks een toeristische topattractie. Er stond een bord "the narrowest part of Thailand" en een overwoekerd toiletblok zonder deuren. Het gebrek aan klandizie verwonderde me niets, aangezien er nergens stond vermeld hoe smal Thailand op zijn smalst nu eigenlijk is. En dat wil je als toerist - wat zeg ik? als mens! - dan toch weten. Want hoe moet dat nou op een verjaardagsfeestje waar je denkt een ongemakkelijke stilte te kunnen vullen met een interessant feitje? "Wist je trouwens dat Thailand op z'n smalst, ehhh, heel smal is?" Tsja, dat maakt dus geen indruk. Maar als je de mensen kunt vertellen: "381 meter!", nou, dan komen de tongen wel los, kan ik je verzekeren. "381 meter? Goh, echt waar? Zo smal? Dat kun je dus gewoon lopen, he. Vertel ons alsjeblieft nog zo'n leuk feitje!"
Ik heb het gevoel dat het Thaise toeristenbureau me beroofd heeft van een veelbelovende conversatie-ijsbreker.
De weg ging nog een tijdje op & neer, werd geleidelijk vlakker & allengs meer bebouwd, er volgden autodealers, een megasupermarkt, 7-Elevens, het typische rommelbeton van Aziatische steden om de dag uiteindelijk te besluiten in Windy Guesthouse, Trat. Wel zo toepasselijk, gezien de invloed die een maand gastronomische geneugten van de Cambodjaanse cuisine op mijn darmen had uitgeoefend. Trat bleek hoofdzakelijk een plaatsje waar men wacht op een boot naar een van de eilanden, maar voor een smerig, provinciaals kutstadje had het beslist zijn charmes.
Chanthaburi daarentegen was aanzienlijk minder charmant. De stad staat bekend - nou ja, bekend - om twee dingen: edelstenen en de grootste kathedraal van Thailand. Twee dingen, helaas, waarvoor ik niet per se heel erg warmloop. Voor de Thai zal dat laatste ongetwijfeld een bijzonder exotisch bouwwerk wezen, maar veel meer dan een dorpskerk uit een middelgroot Frans provincieplaatsje was het niet. Toen ik de volgende morgen het stadje uitreed, las ik: "Because we have king, Thailand is today". Wat Thailand exact is dankzij die koning werd me niet duidelijk. Misschien was men vergeten de zin af te maken. Of misschien bedoelde men 'is' op een meer metafysisch niveau.
Aangekomen in Klaeng bleek het vinden van een hotel zo simpel nog niet. Na wat zijstraatjes te zijn ingeslagen, kwam ik erachter dat:
1. Klaeng lang zo leuk niet is als de naam klinkt.
2. Klaeng ronduit lelijk is. (Een bij elkaar geplempte bende van bedrijven, garages & woonblokken doorsneden door een zesbaanssnelweg die het stadje hullen in een wolk van uitlaatgassen & lawaai.)
3. Klaeng vele malen groter was dan verwacht.
4. Ik verdwaald was.
Na lukraak wat lelijke straten te zijn ingeslagen, kwam ik uiteindelijk weer op Highway 3 uit. Om prompt tegen een hotel aan te rijden. Weliswaar zo'n typisch Thais, licht ranzig budgetgeval waar de kamers ruiken naar een mengeling van desinfecterende middelen & muffige schinnel, en waar je niet al te lang stil wilt (& moet) staan bij de vlekken op de lakens, de muren en het plafond.
Ik vraag me af of ik overdrijf als ik Pattaya de meest godsafgrijselijke stad noem waar ik ooit geweest ben. Wat een hele prestatie is, gezien concurrenten als Chennai, Delhi, Tegucicalpa, San Jose & Invercargill. Misschien dat de plek zo vreselijk is dat deze op een perverse manier weer fascinerend wordt. Zoals een ernstig auto-ongeluk fascinerend kan zijn. Alleen betreft het in Pattaya een frontale botsing tussen de ergste excessen van massatoerisme en sekstoerisme op een onoverzichtelijk kruispunt in Freak City Central. In een gloed van rood & roze neon - "Kittybar", "Pussy Bar", "Sexy a Go-Go" - zie je verschrompelde bierbuikbejaarden gehuld in korte strakke sportbroekjes arm in arm met tengere Thaise meisjes, dronken bleke Russen ruzieend met vrouw of vriendin, ladyboys in alle gradaties van succesvol - van een verlate Halloween party tot "hm, lekker wijf voor een vent" -, verstandelijk gehandicapten in Hawai-shirts, blonde meisjes met een tribal tattoo als een reservestring boven hun bilspleet, westerse vrouwen in de overgang in volstrekt onethische hotpants & roze sportschoenen, absurde siliconentieten, agressieve pruillippen, expat alcoholisten die de stank van pis & wanhoop uitwasemen, oranje-bruine sportschooltypes in mouwloze hempjes die drie maten te klein zijn, halfnaakte barmeisjes die met lege ogen geil enthousiasme veinzen - "Hey falang! Show you good time! No be shy!" -, Japanse Hello Kitty-backpackers in diverse staten van verwarring, Centre Parc-gezinnetjes, verbijsterde bejaarden, verlamde bedelaars, allerhande handelaren in dubieuze merkartikelen die ze vervaarlijk dicht onder je neus duwen, Thaise vrouwen van middelbare leeftijd met uitpuilend vlees die je vastgrijpen, "You wan' massage? Happy endin' massage!".
"I wan' go Horran', I wan' smoke cocaine", vertrouwde een verlopen Thaise dame me toe die zich aan mijn tafeltje had vastgeklampt en me vroeg waar ik vandaan kwam. Ze herhaalde haar droomwens en toen wankelde ze weer verder. "She use yaba", zei de barman die me een biertje serveerde, "She use crazy med'cine". En hij maakte een gebaar alsof hij een flinke injectienaald in zijn arm zette.
Pattaya is het toeristische aarsgat van de wereld; het afvoerputje voor de ergste uitwassen van massatoerisme. Eigenlijk kan ik de sekstoerist nog wel begrijpen. Zijn doel is duidelijk: neuken. Zonder al te veel gedoe. En dat kun je er volop. Maar wat doe je er in vredesnaam als gewone toerist? Pattaya's strand is niet meer dan een belabberd strookje pathetisch zand, het is een van de duurste plaatsen van Thailand en het is ook nog eens een van de lelijkste.
Chonburi, mijn laatste stop voor Bangkok, kon natuurlijk nooit erger zijn dan Pattaya, maar - ere wie ere toekomt - de plaats deed zijn uiterste best. Een veredeld bedrijventerrein van verweerd beton, schreeuwende reclameborden, smeerolie & een constant denderen van verkeer. De zoveelste architectonische huidziekte die heel Zuidoost-Azie lijkt te verminken. De hotelkamer was zelfs voor Thaise budgetbegrippen in- en intreurig. De matras was een knollenveld, er krioelden beestjes tussen de lakens en de ventilator was ongeveer even effectief als geen ventilator. De atmosfeer was een warme, klamme wurggreep en alles voelde vies & vettig aan. Het was het perfecte decor voor een junk om een overdosis te nemen.
De volgende dag stapte ik weinig uitgerust op de fiets, ik ploeterde me door de laatste 70 km over de drukke Highway 3 en worstelde me uiteindelijk de megastad Bangkok in.
En dat, zoals men zegt, was dat.
-
31 Augustus 2013 - 09:04
Evelyne:
Hi Mario... are you back in Europe? I guess this is written in your blog. But in Dutch. Cheers, Evelyne. -
05 September 2013 - 12:55
Mario:
Supposing you're the Evelyne I met in Mae Hong Son: How are you? And supposing you would read this reaction: Indeed, I'm back in Europe. Holland, to be exact. But not for too long, I hope. -
25 September 2013 - 11:24
Evelyne:
That's me! Well... we met in Mae Sariang first. Where is your next destination? I'm flying to Singapore later this year. I'm thinking of being in Angkor for Christmas. -
25 September 2013 - 11:29
Mario:
Sounds great. Wish I had a next destination, but unfortunately I'm rather stuck to Amsterdam for the time being. Perhaps it's easier to communicate by e-mail, by the way. You can send it (if you feel like it, of course) to msjoore@gmail.com.
Enjoy Singapore & Angkor!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley