Deel 17
Blijf op de hoogte en volg Mario
17 Februari 2013 | Cambodja, Phnom-Penh
Koning Sihanouk is dood. Nu is hij dat al bijna 4 maanden, maar men heeft besloten om hem nu toch maar 's te cremeren. En met dat cremeren zijn ze nu ook al een dag of 5 bezig, (Terwijl je toch zou denken dat er na al die tijd niet zo gek veel meer te cremeren moet vallen.) Het kan zijn dat dit standaardprocedure is bij een dood in de koninklijke familie, het kan zijn dat het komt door de zweem van corruptie die rond de hele crematie hangt. Hoe het precies zit, weten waarschijnlijk maar weinig mensen, maar het hele gebeuren schijnt absurde kosten met zich mee te brengen. Nu is dat niet zo verwonderlijk, want Cambodja is een land waar de zweem van corruptie zelden minder dik is dan de smog in Phnom Penh. Dus in feite was het verrassender geweest als men uit eerbied voor de oude konng (en ex-premier en ex-playboy en generaal en filmregisseur en acteur) voor 1 keer de schaamteloze zelfverrijking opzij had geschoven. (De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat eerbied & Sihanouk een wat ongemakkelijke combinatie vormden, aangezien hij opportunistisch genoeg was samen te werken met de Rode Khmer nadat hij in 1970 was afgezet.)
Nu mogen sommige dingen dan nauwelijks zijn veranderd - 10 jaar geleden was het ook al een corrupte teringzooi - op andere gebieden maakt het land een razendsnelle ontwikkeling door. De wegen, die er de laatste keer dat ik hier was nog bij lagen alsof de Amerikanen er de dag ervoor een tapijtbombardement op uit hadden gevoerd, zijn tegenwoordig grotendeels geasfalteerd en zelfs in de verste uithoeken wordt gewerkt aan verbetering van de infrastructuur. Een proces dat de fietser vrolijk zou moeten stemmen, ware het niet dat het de verkeersveiligheid aanzienlijk ten goede kwam toen de weinige auto's die er toendertijd waren met een maximum snelheid van 30 - 40 km/u over belabberde wegen moesten ploeteren. Het probleem is dat men tegenwoordig nog steeds rijdt alsof men gaten van niet geringe proporties dient te ontwijken - d.w.z. er wordt royaal gebruik gemaakt van het gehele wegdek - maar dat het verkeer aanzienlijk is toegenomen en dat de snelheid rond de 100 km/u ligt. En de enige concessie die men aan enige vorm van verkeersveiligheid wenst te doen, is de claxon. (Nadert men een dorpje dan zal men niet zozeer gas terugnemen alswel de claxon ingedrukt houden tot men de bebouwde kom heeft verlaten. Inhalen, invoegen, uitvoegen & voorsorteren verlopen volgens eenzelfde systeem, hoewel er ook individuen zijn die er de voorkeur aan geven deze dingen stilletjes & onverhoeds te doen.) Regels zijn voornamelijk gebaseerd op de grootte & snelheid van je voertuig; aan de kant gaan is als fietser doorgaans de beste optie. Als je geluk hebt, is er een stoffige vluchtstrook van grind & keien om naar uit te wijken, als je pech hebt rij je een vintage mijnenveld in. (Nog zo'n fijne, Cambodjaanse traditie.)
Cambodja levert de alleszins opmerkelijke prestatie de imbeciliteit van Georgische weggebruikers naar de kroon te steken. Een prestatie die des te opmerkelijker is, daar de Oost-Europeanen tenminste nog het excuus hadden in 9 van de 10 gevallen stomdronken te zijn. Maar de Cambodjanen lijken de krankzinnige capriolen nuchter & bij hun volle verstand uit te voeren. (Tenzij er zoiets bestaat als een red bull-psychose, want de sloten die ze van dat zoete goedje (en allerhande goedkope varianten) naar binnen werken, zijn werkelijk schrikbarend.) Ik krijg de indruk dat men, als het op verkeersveiligheid aankomt, een onevenredig hoog vertrouwen stelt in hogere machten waarvan het bestaan allerminst is aangetoond. Ik persoonlijk beschouw het branden van een staafje wierook gevolgd door een schietgebedje tot Boeddha niet bepaald als een waterdichte overlevingsstrategie.
Was het natuurschoon nu nog zodanig spectaculair dat je het niet geringe risico overhoop te worden gereden voor lief zou nemen... Maar nee. Het platteland - en hieruit bestaat Cambodja helaas grotendeels - heeft nog het meeste weg van een oververhitte Noordoostpolder die ze zijn vergeten aan te harken. Dorre weilanden en rechte wegen die reiken tot de horizon. Fietsen in Cambodja is nauwelijks nog een doel op zich, doch voornamelijk een tamelijk gevaarlijke manier om van A naar B te komen.
Enfin.
Toen ik op 20 januari Don Det verliet, kwam ik erachter dat een weekje met je luie reet in een hangmat niet bevordelijk is voor je conditie (terwijl je toch zou verwachten dat...) Nu is het natuurlijk ook mogelijk dat het in Cambodja gewoon veel warmer & benauwder is dan in Laos, maar dat lijkt me toch een meteorologische & geografische onwaarschijnlijkheid. Bij de grens liep een Nederlandse fietser zich vreselijk op te winden, omdat er twee dollar betaald moest worden om Laos te verlaten. Zijn hoofd liep rood aan, aderen klopten op zijn slapen, zijn vuist sloeg op de balie, zijn vinger priemde in het gezicht van de beambte. Deze vertrok echter geen spier.
"Two dollaah. No dollaah, no stamp."
"Vuile, corrupte kôlerecommunisten", siste de Nederlander. Zijn vrouw stond zich op de achtergrond in een iets te strak wielrenbroekje een enigszins te generen.
Dit proces herhaalde zich op min of meer identieke wijze aan de andere kant van de grens. Nadat hij de ambtenaren achter drie verschillende loketten uitgebreid had uitgekafferd - een hartaanval leek lang niet uitgesloten - en hij de reputatie van Nederland - toch al niet op een hoogtepunt - geenszins goed had gedaan, was hij alsnog zijn dollars kwijt. Waarschijnlijk mocht hij blij zijn dat hij niet ter plekke standrechtelijk geëxecuteerd is.
(Nu is het natuurlijk wel wat bizar dat je als toerist de overuren & weekenddiensten van de lokale ambtenaren dient te betalen. Maar je zult het systeem vermoedelijk niet veranderen door je vreselijk nijdig te gaan staan maken. Integendeel. Dit gedrag valt doorgaans niet zo goed in Zuidoost-Azië. Nou ja, nergens eigenlijk.)
Tot twee jaar geleden liep de route van Stung Treng naar Tbeng Meanchey via Kampot Cham, een omweg van zo'n 500 km (tenzij je bereid was je een weg te banen over een wirwar van nauwelijks begaanbare bospaadjes en het risico te lopen hopeloos te verdwalen). Tot 1999 was het sowieso wat onverstandig Tbeng Meanchey over land te proberen te bereiken vanwege activiteiten van de Rode Khmer. Maar tegenwoordig ligt er een gladgewalste, goed begaanbare (maar ongeasfalteerde) weg dwars door de Cambodjaanse wildernis. (Nu klinkt dat misschien heel mooi, maar de wildernis bestond voornamelijk uit primitieve lintdorpjes, bruine bossen en veel 'slash & burn' (hoewel het niet altijd even duidelijk was waar de 'burn' ophield en de bosbranden begonnen).) De enige plaats om de rit in tweeën te delen, was Chhep. Waar de extra 'h' exact op sloeg, weet ik ook niet, maar het bleek een gehucht van niks. Er zat één guesthouse, een houten schuur met vijf kamertjes. Door de kieren kon je je buren zien. Niemand sprak Engels, het enige restaurant serveerde een waterige soep met ondefinieerbare brokken vlees en elektra was nog niet doorgedrongen tot de contreien. Om 20.15 uur ging de familie naar bed en de generator uit, en was het hele dorpje in donker gehuld.
Tbeng Meanchey moest er blijkbaar nog steeds een beetje aan wennen dat het (min of meer) veilig bereikbaar was, want de hoofdstad van de provincie Preah Vihear lag er nogal afwachtend bij in de verschroeiende hitte van de middagzon. Een Frans stel dat me die dag tegemoet was komen fietsen, noemde het stadje een dorp; ik ben benieuwd hoe ze Chhep hebben genoemd. (Een Cambodjaan op een brommertje stopte en kwam grijnzend naast ons staan. Hij leek geen woord Engels te spreken, dus wat exact zijn drijfveer was een gesprek af te luisteren dat hij toch niet verstond, is me wat onduidelijk. Misschien is het goed voor je status om in de nabijheid van buitenlanders gezien te worden. Misschien was het gewoon een mafketel.) In Tbeng Meanchey mocht dan weinig gebeuren, men begon wel erg vroeg met dat weinig. Om even over vijven knalde er oncomfortabel dicht bij het raam van mijn hotelkamer een onzalige medley jankende Khmer-pop uit krakende boxen. Nu ben ik geen voorstander van dictaturen die een avondklok instellen, maar een ochtendklok zou toch beslist geen slecht idee zijn. Prima hoor, als je vroeg wilt opstaan, maar val een ander er niet mee lastig. Verdomde Jehovagetuigen van de Tijd. Iedereen maar willen bekeren tot vroeg uit de veren. Een voet tussen de deur van eerbare slapers... (Bij het wegfietsen vond ik uit dat het een bruiloft betrof. Wat het raadsel in feite alleen maar groter maakte. Want waarom zou je daar in vredesnaam zo vroeg mee moeten beginnen? Wat is dit voor rare cultuur?)
Sra Em - de volgende stop op mijn tocht door de minder bereisde gebieden van Cambodja - was een zooitje. Een marktplaatsje rond een rotonde; een verzamelpunt voor zwerfafval & vliegen. Er hing een ondefinieerbare stank. Iets tussen riool, rottend vlees, dooie vis, weeïge vruchten & oud zweet in. Ik zat in een openluchtbarretje waar de afgrijselijk kitscherige tafeltjes & krukken gemaakt waren van tropisch hardhout, wat me los van het milieu-onvriendelijke aspect nogal deprimeerde. Ik bedoel, als je dan toch zo nodig iets van tropisch hardhout moet maken, maak er dan in vredesnaam iets fatsoenlijks van. Het bier - een guinnessachtige black panther van 8% - werd geserveerd met ijs & een rietje, en het serveerstertje kwam er gezellig bijzitten. Het ijs was geen overbodige luxe, want het blikje bier bleek enige uren in de brandende zon te hebben staan chambreren. Wat exact de bedoeling was van de andere twee dingen was me niet geheel duidelijk. Wellicht diende het rietje om me wat sneller dronken te maken en wellicht diende het meisje als gezelschapsdame. Maar van het eerste moet wat mij betreft het effect nog bewezen worden (en bovendien lijkt het me verkooptechnisch wat onverstandig als je cliëntele na één biertje al onder de hardhouten tafel ligt; die Aziaten kunnen toch al zo slecht tegen drank) en het tweede schiet zijn doel wat voorbij als de communicatie stokt bij 'hello'. Na enige minuten schoof er nog een meisje aan tafel. In haar arm was een katheter gestoken; deze werd opgehangen aan een balk. Ook zij zei "hello", waarna de conversatie stokte. Toen er nóg een meisje (of wellicht was het een jongen) bij kwam zitten (die ook al zo veel te melden had) en het drietal me zo nu en dan wat stukken fruit voerde, begon ik me toch af te vragen: "Waarom? Wat is dit voor bar?" Of: "Wat is dit voor bier?"
Hoe fascinerend Sra Em ook wezen moge, niemand komt naar Sra Em om Sra Em. Neem ik aan. (Maar er lopen heel wat mafketels rond in de backpackwereld, dus wie weet.) Het plaatsje dient vooral als uitvalsbasis voor Prasat Preah Vihear, een 1000 jaar oude Angkoriaanse tempel dramatisch gelegen op een rotspunt op de grens van Cambodja en Thailand. Een positie die voorspelbaar genoeg tot veel heibel heeft geleid aan wie het grondgebied nu eigenlijk toebehoort. Even leken beide landen tot een bevredigend compromis te zijn gekomen en konden toeristen het werelderfgoed van beide kanten bezoeken (en mochten ze de toegangsprijs tweemaal betalen). Maar in 2008 ging het mis en werd de tempel de inzet van een stompzinnig nationalistisch & politiek spelletje. Er werdem wat schoten op elkaar afgevuurd, er vielen 7 doden en Cambodja gooide de grens dicht. Bizar genoeg, zo vond ik uit toen ik op vertoon van mijn paspoort een entreekaartje kreeg (waarop een meisje met veel pijn & moeite mijn voornaam & nationaliteit schreef), bleek de toegang plots gratis. Alsof geld verdienen niet meer nodig was nu Thailand er niets meer aan verdiende.
Prasat Preah Vihear behoort ongetwijfeld tot het zeer selecte gezelschap van toeristische attracties waar meer militairen dan toeristen rondlopen. Schijnbaar heeft men weinig trek om een gigantische omweg door de wildernis te maken. Of wellicht vreest men fysiek geweld. (Er schijnen namelijk nogal wat landmijnen in de omgeving te liggen.) Maar de sfeer was, ondanks alle zandzakken & camouflagenetten & mitrailleursnesten, uitermate ontspannen. Om niet te zeggen, laks. Ook al riep een bord bij de ingang uitdagend: "I have pride to be born a Khmer!" Nou, dat zal ze leren, die Thai. De laatste paar kilometers naar de top waren werkelijk absurd steil. Zo steil dat fietsen onmogelijk was en zelfs lopen een hele klus bleek. Zo steil dat ik niet eens naar beneden durfde te fietsen uit angst voorover over mijn stuur te vallen. Zo steil dat ik me afvroeg of het mogelijk is dat er hellingen van 50% bestaan. Kortom, behoorlijk steil.
Het tempeltje zelf was best aardig, trouwens.
*****
"O jee", zei het meisje van het eethuisje waar ik de dag daarvoor ook al ontbeten had, "Daar hebben we die 'farang' weer Nou, dat wordt weer 'n heel gedoe om uit te vogelen wat ie nou weer wil..."
"Ga jij d'r maar heen", zei haar collega, "Want jij spreekt Engels."
"Yes", zei het meisje, "Yes, da's waar, yes."
Het vereiste nauwelijks een diepgaande kennis van het Khmer om deze conversatie in grove lijnen te volgen. Bestellen vormde echter een grotere uitdaging. Want ook al kende ik inmiddels het woordje voor rijst, het bleef een beetje afwachten wat ik erbij geserveerd zou krijgen. Als ik al de juiste toonhoogte te pakken had. Want dat is dus de ellende met die tonale talen. Een toontje hoger of een toontje lager kan de betekenis van een woord volstrekt veranderen. Voor hetzelfde geld schreeuw je de goorste dingen door zo'n Cambodjaanse eettentje op de vroege morgen. (In welk geval bovenstaande dialoog dient te lezen: "O jee, daar hebben we die 'farang' met dat Tourette-syndroom weer...") Want dat meisje mocht dan wel de hele tijd "yes, yes, yes" zeggen, misschien zei ze dat ook maar om me een beetje rustig te houden.
Ik was in Anlong Veng, evenals Sra Em een bedrijvig plaatsje rond een rotonde. Deze rotonde werd echter niet ontsierd door zwerfafval, doch door een monument genaamd Duif Der Vrede. De duif in kwestie had nog het meest weg van een onzalig, genetisch experiment om een zeemeeuw te kruisen met een imbeciele eend, en was een geschenk van premier Hun Sen nadat in 1998 de laatste resten van de Rode Khmer verslagen waren. Het (toen nog) geïsoleerde Anlong Veng vormde hun hoofdkwartier. Vlak voor de regeringstroepen eindelijk een eind maakten aan een terreur die ruim 35 jaar had geduurd, was Broeder No. 1 Pol Pot onder onopgehelderde omstandigheden gestorven. (Een hartaanval na een showproces in eigen gelederen, naar het schijnt.) Zijn lichaam werd haastig verbrand op een brandstapel van afval & autobanden. Merkwaardig genoeg is de crematieplek van de man die verantwoordelijk was voor het gruwelijke lijden & de dood van miljoenen Cambodjanen tegenwoordig een bescheiden bedevaartsoord. En dan niet zozeer uit nostalgie of bewondering, maar omdat zijn geest winnende loterijnummers zou doorgeven. (Een gave die overigens ook wijlen Broeder No. 5 Ta Mok, bijgenaamd De Slager, ten dele schijnt te vallen.)
Dat moest ik zien.
De eerste toeristische attractie die ik bezocht, was Ta Moks oude woning. Aan het eind van een stoffige afslag tussen verwrongen, reumatische bomen stond een betonnen huls van een huis. Tsja, wat valt eraan te zien? In een grote, stenen pot bij de ingang waren duizenden wierookstokjes gestoken. Of deze werden gebrand voor Ta Mok, zijn slachtoffers of om de loterij te winnen, was helaas onduidelijk. Voor de rest was er niet veel meer van over dan de tegels op de vloer en wat kinderlijke muurschilderingen van Angkor Wat. Het huis bood uitzicht op een kunstmatig meer (dat meer van een moeras weghad) waarin de zwarte stompen van bomen stonden weg te rotten. Ergens op een eilandje schenen zich de laatste overblijfselen van Pol Pots verblijfplaats in Anlong Veng te bevinden: zijn schijthuis. Een fraai staaltje historisch sarcasme. Tussen de bomen stond een oude vrachtwagen van ellende uit elkaar te vallen. "Mobil radiu station of Pol Pot", zei het enige verklarende bord in het Engels. Er piste een Cambodjaanse toerist tegenaan, maar ik geloof niet dat dat zozeer uit kwaadheid of minachting was alswel de gewoonste zaak van de wereld. (Men pist hier namelijk tegen van alles & nog wat.) Eem oud, gerimpeld vrouwtje verkocht zakjes gedroogde, geneeskrachtige kruiden. Ik vroeg me af of deze speciale krachten bezaten, omdat ze uit de tuin van een psychopathische massamoordenaar kwamen.
Voor Anlong Vengs sterattractie diende ik 17 km te fietsen, richting Thaise grens. Maar daar was het dan. Op een braakliggend terrein achter een rommelige markt tussen wat armoedige hutjes onder een afdakje van roetig plaatijzer & halfrot hout een overgroeid stukje zanderige grond van 4 bij 5 meter omgeven door schuin in de grond gestoken flessen, Ground Zero: Pol Pots crematieplek. Op een houten tafeltje stonden een schaaltje fruit, een bosje lotusbloemen, twee plastic flesjes met een donkere doch onduidelijke substantie, twee potjes vol stokjes wierook en een geldkistje aan een ketting. "Please help to preserve this historical site", smeekte een bordje van het Ministerie van Toerisme. Ik was de enige bezoeker. Pol Pot-gerelateerd toerisme heeft bljikbaar nog geen hoge vlucht genomen. Het begon te spetteren en ik vroeg me af of er eigenlijk wel eens iemand iets gewonnen had op posthuum aanraden van Pol Pot.
Siem Reap is een archeologisch pretpark, een Disneyland van tempels. Alles draait om Angkor Wat en de omringende heiligdommen (die over een gebied van een paar honderd vierkante kilometerzijn verspreid). En Angkor Wat is natuurlijk dé reden om naar Cambodja te komen. Het is Cambodja's Taj Mahal, Eiffeltoren, Rome, Mona Lisa, Machu Pichu, Manneke Pis... Enfin, noem maar op. Het is gewoon héél belangrijk dat je als mens Angkor Wat minstens eenmaal in je leven gezien hebt. Maar goed, je kunt die massa's toeristen die erop afkomen natuurlijk wel een hoop oude stenen geven, maar ze willen ook vermaakt worden. En dat treft, want in Siem Reap kun je je kapot vermaken. Maar liefst 7 avondmarkten (die ook gewoon overdag open zijn) waar je je dagenlang aan dezelfde rotzooi kunt vergapen, resorts, fastfoodrestaurants, supermarkten, massagesalons, Pub Street. (Neonlichten, bars, restaurants, pizza's, hamburgers, 5 verschillende beats snoeihard & asynchroon door elkaar, cocktails, bier, happy hour! happy hour! happy hour! Een alcoholvergiftiging was nog nooit zo goedkoop.) Entertainment? Siem Reap gooit je er dood en lult je er suf mee. ("Hello, sir, tuk-tuk, sir? T-shirt? Tour? Eat? Drink? Massage? Lady boom-boom? Mayowanna? Maybe opium?")
Na 7 dagen in de wildernis kwam het als een hele shock om plots in je gezicht geslagen te worden met zo veel toeristisch geweld. Op een perverse manier was de waanzin ook wel weer vermakelijk & aangenaam. Vooral als deze gepaard gaat met goedkope cocktails natuurlijk. Maar er moest ook wat cultuur opgedaan worden. Hoog tijd, kortom, voor Circus Angkor. Een dagje tempelen en dan snel weer verder.
Er wordt gezegd dat één dag nooit genoeg is voor het tempelcomplex. En dat is uiteraard ook zo. Mits je elke tempel wilt zien. Maar wil je elke tempel zien? Ik was er om half 9 en om kwart voor 5 besloot ik de laatste ruïne op mijn lijstje te laten schieten, blij dat ik de volgende morgen er niet weer de godganse dag hoefde rond te sloffen. Heerlijk hoor, zo'n archeologische slagroomtaart, maar op een gegeven moment heb je je buik er echt wel vol van. (Tien jaar geleden liep je tenminste nog het niet geringe risico te pletter te vallen van de onbeveiligde, steile trappen van afbrokkelend steen. Maar tegenwoordig is er één van solide hout. Met een leuning. Tevens probeerde een politieman me toendertijd zijn badge te verkopen. Voor $10, als ik me wel herinner. Een koopje, eigenlijk. Je ziet, vroeger was dus echt alles beter...)
Bij Siem Reap begonnen de National Highways. En daarmee de gekte. En mocht het woord 'national highway' beelden oproepen van een gelikte zesbaanssnelweg: veel meer dan een opgelapt c-weggetje is het doorgaans niet. Nou ja, de nummering is logischer dan in Laos, wat in elk geval nog de schijn van normaliteit geeft. (Een schrale troost als je voor de zoveelste keer geschept dreigt te worden door een verdwaasde bestuurder die denkt dat ie met een sadistisch computerspelletje bezig is.) En dan volgde er ook nog eens een reeks steden die zo interessant waren als een avondvullend programma over de menopauze gepresenteerd door Karin Bloemen (zonder verdoving) - hoorde ik daar echt nu iemand "Oh, leuk!" roepen? - zodat 500 km lang het hoogtepunt van iedere dag een aankomst zonder al te veel kleerscheuren was. (Ik weet niet welke lul ooit beweerd heeft dat de reis belangrijker is dan de aankomst, maar ik weet wel dat die persoon nog nooit een fietstochtje door Cambodja heeft gemaakt.)
- Sisophon was vies & vochtig warm, er hing een bedompte waas over de stad, en het stonk er vagelijk naar verbrand plastic. De maaltijd die ik er 's avonds at, was als de stad: goedkoop, smakeloos, onverschillig.
- Battambang heb ik me altijd herinnerd als een charmant, slaperig stadje met vervallen, Frans-koloniale architectuur. Nu was ik er al een beetje op voorbereid dat er het een & ander veranderd zou wezen, bang dat het een museum stadje à la Antigua, Luang Prabang of Brugge zou zijn geworden. Maar deze angst was ongegrond. Het was nog veel erger. Battambang bleek een drukke, smerige stinkstad met reclameborden en -posters die het merendeel van de vervallen, Frans-koloniale architectuur vakkundig verborgen. Battambang heeft tegenwoordig de charme van een luidruchtige hooligan
- Pursat kan afgedaan worden met een kort schouderophalen. Er ligt een eilandje in de rivier dat wel iets wegheeft van een boot. Wow!
- Kompong Chnang was wederom zo'n nikszeggend stinkstadje met een markt vol vliegen & dat aroma dat zo typerend is voor Cambodjaanse markten: een penetrante mix van kak, kots & kadavers. In een tijdsbestek van amper anderhalf uur vroeg dezelfde motortaxichauffeur me driemaal of ik van zijn diensten gebruik wilde maken. Ik had niet eens de tijd om van gedachten te veranderen.
Phnom Penh is Bangkoks kleine broertje dat volledig ontspoord is. Een lijmsnuivend straatjochie van een stad, smerig & gestoord. (Over lijmsnuivertjes gesproken: je ziet ze hier soms zitten in portieken tussen stinkende hopen afval & plassen pis, zwart van het vuil & de uitlaatgassen, een plastic zak vol lijm over hun neus & mond, bloeddoorlopen ogen & een dode blik. Lijm moet de treurigste, meest wanhopige, minst belonende drug ter wereld zijn. Maar het werkt & het is goedkoop.) In Phnom Penh bereikt het verkeer een uniek niveau van idiotie. Tuk-tuks maken er geen enkel probleem van tegen het verkeer in te rijden, benzinestations op straathoeken worden simpelweg gezien als verlengstuk van de openbare weg en overal brommertjes, brommertjes, brommertjes. Geen stoep te smal, geen gaatje te klein, geen markt te druk of er is wel zo'n imbeciel die zijn stinkende tweewielertje er doorheen ramt. Links, rechts, diagonaal of dwars door het midden; het maakt de brommertjes geen hol uit welk deel van de weg ze gebruiken, als ze maar vooruit komen. Ik heb me serieus afgevraagd hou lang het zou duren voor ik zo'n malloot op zijn bek zou rammen.
Overigens telt Phnom Penh écht een Horny Bar. Ha! Van Horny Bar, Slowakije naar Horny Bar, Phnom Penh. Een kleine stap voor de mensheid, maar een teringeind fietsen. De cirkel is rond.
Hoewel...
Niet echt.
Ik ben niet in Slowakije begonnen en ik hoop toch echt niet in Phnom Penh te eindigen. Maar het einde komt nu wel in zicht. Nog enkele weken en dan verwacht ik terug te zijn in Bangkok om vanuit daar een vlucht terug naar Amsterdam te nemen. Het is tegelijkertijd een treurig & verheugend uitzicht.
Nu mogen sommige dingen dan nauwelijks zijn veranderd - 10 jaar geleden was het ook al een corrupte teringzooi - op andere gebieden maakt het land een razendsnelle ontwikkeling door. De wegen, die er de laatste keer dat ik hier was nog bij lagen alsof de Amerikanen er de dag ervoor een tapijtbombardement op uit hadden gevoerd, zijn tegenwoordig grotendeels geasfalteerd en zelfs in de verste uithoeken wordt gewerkt aan verbetering van de infrastructuur. Een proces dat de fietser vrolijk zou moeten stemmen, ware het niet dat het de verkeersveiligheid aanzienlijk ten goede kwam toen de weinige auto's die er toendertijd waren met een maximum snelheid van 30 - 40 km/u over belabberde wegen moesten ploeteren. Het probleem is dat men tegenwoordig nog steeds rijdt alsof men gaten van niet geringe proporties dient te ontwijken - d.w.z. er wordt royaal gebruik gemaakt van het gehele wegdek - maar dat het verkeer aanzienlijk is toegenomen en dat de snelheid rond de 100 km/u ligt. En de enige concessie die men aan enige vorm van verkeersveiligheid wenst te doen, is de claxon. (Nadert men een dorpje dan zal men niet zozeer gas terugnemen alswel de claxon ingedrukt houden tot men de bebouwde kom heeft verlaten. Inhalen, invoegen, uitvoegen & voorsorteren verlopen volgens eenzelfde systeem, hoewel er ook individuen zijn die er de voorkeur aan geven deze dingen stilletjes & onverhoeds te doen.) Regels zijn voornamelijk gebaseerd op de grootte & snelheid van je voertuig; aan de kant gaan is als fietser doorgaans de beste optie. Als je geluk hebt, is er een stoffige vluchtstrook van grind & keien om naar uit te wijken, als je pech hebt rij je een vintage mijnenveld in. (Nog zo'n fijne, Cambodjaanse traditie.)
Cambodja levert de alleszins opmerkelijke prestatie de imbeciliteit van Georgische weggebruikers naar de kroon te steken. Een prestatie die des te opmerkelijker is, daar de Oost-Europeanen tenminste nog het excuus hadden in 9 van de 10 gevallen stomdronken te zijn. Maar de Cambodjanen lijken de krankzinnige capriolen nuchter & bij hun volle verstand uit te voeren. (Tenzij er zoiets bestaat als een red bull-psychose, want de sloten die ze van dat zoete goedje (en allerhande goedkope varianten) naar binnen werken, zijn werkelijk schrikbarend.) Ik krijg de indruk dat men, als het op verkeersveiligheid aankomt, een onevenredig hoog vertrouwen stelt in hogere machten waarvan het bestaan allerminst is aangetoond. Ik persoonlijk beschouw het branden van een staafje wierook gevolgd door een schietgebedje tot Boeddha niet bepaald als een waterdichte overlevingsstrategie.
Was het natuurschoon nu nog zodanig spectaculair dat je het niet geringe risico overhoop te worden gereden voor lief zou nemen... Maar nee. Het platteland - en hieruit bestaat Cambodja helaas grotendeels - heeft nog het meeste weg van een oververhitte Noordoostpolder die ze zijn vergeten aan te harken. Dorre weilanden en rechte wegen die reiken tot de horizon. Fietsen in Cambodja is nauwelijks nog een doel op zich, doch voornamelijk een tamelijk gevaarlijke manier om van A naar B te komen.
Enfin.
Toen ik op 20 januari Don Det verliet, kwam ik erachter dat een weekje met je luie reet in een hangmat niet bevordelijk is voor je conditie (terwijl je toch zou verwachten dat...) Nu is het natuurlijk ook mogelijk dat het in Cambodja gewoon veel warmer & benauwder is dan in Laos, maar dat lijkt me toch een meteorologische & geografische onwaarschijnlijkheid. Bij de grens liep een Nederlandse fietser zich vreselijk op te winden, omdat er twee dollar betaald moest worden om Laos te verlaten. Zijn hoofd liep rood aan, aderen klopten op zijn slapen, zijn vuist sloeg op de balie, zijn vinger priemde in het gezicht van de beambte. Deze vertrok echter geen spier.
"Two dollaah. No dollaah, no stamp."
"Vuile, corrupte kôlerecommunisten", siste de Nederlander. Zijn vrouw stond zich op de achtergrond in een iets te strak wielrenbroekje een enigszins te generen.
Dit proces herhaalde zich op min of meer identieke wijze aan de andere kant van de grens. Nadat hij de ambtenaren achter drie verschillende loketten uitgebreid had uitgekafferd - een hartaanval leek lang niet uitgesloten - en hij de reputatie van Nederland - toch al niet op een hoogtepunt - geenszins goed had gedaan, was hij alsnog zijn dollars kwijt. Waarschijnlijk mocht hij blij zijn dat hij niet ter plekke standrechtelijk geëxecuteerd is.
(Nu is het natuurlijk wel wat bizar dat je als toerist de overuren & weekenddiensten van de lokale ambtenaren dient te betalen. Maar je zult het systeem vermoedelijk niet veranderen door je vreselijk nijdig te gaan staan maken. Integendeel. Dit gedrag valt doorgaans niet zo goed in Zuidoost-Azië. Nou ja, nergens eigenlijk.)
Tot twee jaar geleden liep de route van Stung Treng naar Tbeng Meanchey via Kampot Cham, een omweg van zo'n 500 km (tenzij je bereid was je een weg te banen over een wirwar van nauwelijks begaanbare bospaadjes en het risico te lopen hopeloos te verdwalen). Tot 1999 was het sowieso wat onverstandig Tbeng Meanchey over land te proberen te bereiken vanwege activiteiten van de Rode Khmer. Maar tegenwoordig ligt er een gladgewalste, goed begaanbare (maar ongeasfalteerde) weg dwars door de Cambodjaanse wildernis. (Nu klinkt dat misschien heel mooi, maar de wildernis bestond voornamelijk uit primitieve lintdorpjes, bruine bossen en veel 'slash & burn' (hoewel het niet altijd even duidelijk was waar de 'burn' ophield en de bosbranden begonnen).) De enige plaats om de rit in tweeën te delen, was Chhep. Waar de extra 'h' exact op sloeg, weet ik ook niet, maar het bleek een gehucht van niks. Er zat één guesthouse, een houten schuur met vijf kamertjes. Door de kieren kon je je buren zien. Niemand sprak Engels, het enige restaurant serveerde een waterige soep met ondefinieerbare brokken vlees en elektra was nog niet doorgedrongen tot de contreien. Om 20.15 uur ging de familie naar bed en de generator uit, en was het hele dorpje in donker gehuld.
Tbeng Meanchey moest er blijkbaar nog steeds een beetje aan wennen dat het (min of meer) veilig bereikbaar was, want de hoofdstad van de provincie Preah Vihear lag er nogal afwachtend bij in de verschroeiende hitte van de middagzon. Een Frans stel dat me die dag tegemoet was komen fietsen, noemde het stadje een dorp; ik ben benieuwd hoe ze Chhep hebben genoemd. (Een Cambodjaan op een brommertje stopte en kwam grijnzend naast ons staan. Hij leek geen woord Engels te spreken, dus wat exact zijn drijfveer was een gesprek af te luisteren dat hij toch niet verstond, is me wat onduidelijk. Misschien is het goed voor je status om in de nabijheid van buitenlanders gezien te worden. Misschien was het gewoon een mafketel.) In Tbeng Meanchey mocht dan weinig gebeuren, men begon wel erg vroeg met dat weinig. Om even over vijven knalde er oncomfortabel dicht bij het raam van mijn hotelkamer een onzalige medley jankende Khmer-pop uit krakende boxen. Nu ben ik geen voorstander van dictaturen die een avondklok instellen, maar een ochtendklok zou toch beslist geen slecht idee zijn. Prima hoor, als je vroeg wilt opstaan, maar val een ander er niet mee lastig. Verdomde Jehovagetuigen van de Tijd. Iedereen maar willen bekeren tot vroeg uit de veren. Een voet tussen de deur van eerbare slapers... (Bij het wegfietsen vond ik uit dat het een bruiloft betrof. Wat het raadsel in feite alleen maar groter maakte. Want waarom zou je daar in vredesnaam zo vroeg mee moeten beginnen? Wat is dit voor rare cultuur?)
Sra Em - de volgende stop op mijn tocht door de minder bereisde gebieden van Cambodja - was een zooitje. Een marktplaatsje rond een rotonde; een verzamelpunt voor zwerfafval & vliegen. Er hing een ondefinieerbare stank. Iets tussen riool, rottend vlees, dooie vis, weeïge vruchten & oud zweet in. Ik zat in een openluchtbarretje waar de afgrijselijk kitscherige tafeltjes & krukken gemaakt waren van tropisch hardhout, wat me los van het milieu-onvriendelijke aspect nogal deprimeerde. Ik bedoel, als je dan toch zo nodig iets van tropisch hardhout moet maken, maak er dan in vredesnaam iets fatsoenlijks van. Het bier - een guinnessachtige black panther van 8% - werd geserveerd met ijs & een rietje, en het serveerstertje kwam er gezellig bijzitten. Het ijs was geen overbodige luxe, want het blikje bier bleek enige uren in de brandende zon te hebben staan chambreren. Wat exact de bedoeling was van de andere twee dingen was me niet geheel duidelijk. Wellicht diende het rietje om me wat sneller dronken te maken en wellicht diende het meisje als gezelschapsdame. Maar van het eerste moet wat mij betreft het effect nog bewezen worden (en bovendien lijkt het me verkooptechnisch wat onverstandig als je cliëntele na één biertje al onder de hardhouten tafel ligt; die Aziaten kunnen toch al zo slecht tegen drank) en het tweede schiet zijn doel wat voorbij als de communicatie stokt bij 'hello'. Na enige minuten schoof er nog een meisje aan tafel. In haar arm was een katheter gestoken; deze werd opgehangen aan een balk. Ook zij zei "hello", waarna de conversatie stokte. Toen er nóg een meisje (of wellicht was het een jongen) bij kwam zitten (die ook al zo veel te melden had) en het drietal me zo nu en dan wat stukken fruit voerde, begon ik me toch af te vragen: "Waarom? Wat is dit voor bar?" Of: "Wat is dit voor bier?"
Hoe fascinerend Sra Em ook wezen moge, niemand komt naar Sra Em om Sra Em. Neem ik aan. (Maar er lopen heel wat mafketels rond in de backpackwereld, dus wie weet.) Het plaatsje dient vooral als uitvalsbasis voor Prasat Preah Vihear, een 1000 jaar oude Angkoriaanse tempel dramatisch gelegen op een rotspunt op de grens van Cambodja en Thailand. Een positie die voorspelbaar genoeg tot veel heibel heeft geleid aan wie het grondgebied nu eigenlijk toebehoort. Even leken beide landen tot een bevredigend compromis te zijn gekomen en konden toeristen het werelderfgoed van beide kanten bezoeken (en mochten ze de toegangsprijs tweemaal betalen). Maar in 2008 ging het mis en werd de tempel de inzet van een stompzinnig nationalistisch & politiek spelletje. Er werdem wat schoten op elkaar afgevuurd, er vielen 7 doden en Cambodja gooide de grens dicht. Bizar genoeg, zo vond ik uit toen ik op vertoon van mijn paspoort een entreekaartje kreeg (waarop een meisje met veel pijn & moeite mijn voornaam & nationaliteit schreef), bleek de toegang plots gratis. Alsof geld verdienen niet meer nodig was nu Thailand er niets meer aan verdiende.
Prasat Preah Vihear behoort ongetwijfeld tot het zeer selecte gezelschap van toeristische attracties waar meer militairen dan toeristen rondlopen. Schijnbaar heeft men weinig trek om een gigantische omweg door de wildernis te maken. Of wellicht vreest men fysiek geweld. (Er schijnen namelijk nogal wat landmijnen in de omgeving te liggen.) Maar de sfeer was, ondanks alle zandzakken & camouflagenetten & mitrailleursnesten, uitermate ontspannen. Om niet te zeggen, laks. Ook al riep een bord bij de ingang uitdagend: "I have pride to be born a Khmer!" Nou, dat zal ze leren, die Thai. De laatste paar kilometers naar de top waren werkelijk absurd steil. Zo steil dat fietsen onmogelijk was en zelfs lopen een hele klus bleek. Zo steil dat ik niet eens naar beneden durfde te fietsen uit angst voorover over mijn stuur te vallen. Zo steil dat ik me afvroeg of het mogelijk is dat er hellingen van 50% bestaan. Kortom, behoorlijk steil.
Het tempeltje zelf was best aardig, trouwens.
*****
"O jee", zei het meisje van het eethuisje waar ik de dag daarvoor ook al ontbeten had, "Daar hebben we die 'farang' weer Nou, dat wordt weer 'n heel gedoe om uit te vogelen wat ie nou weer wil..."
"Ga jij d'r maar heen", zei haar collega, "Want jij spreekt Engels."
"Yes", zei het meisje, "Yes, da's waar, yes."
Het vereiste nauwelijks een diepgaande kennis van het Khmer om deze conversatie in grove lijnen te volgen. Bestellen vormde echter een grotere uitdaging. Want ook al kende ik inmiddels het woordje voor rijst, het bleef een beetje afwachten wat ik erbij geserveerd zou krijgen. Als ik al de juiste toonhoogte te pakken had. Want dat is dus de ellende met die tonale talen. Een toontje hoger of een toontje lager kan de betekenis van een woord volstrekt veranderen. Voor hetzelfde geld schreeuw je de goorste dingen door zo'n Cambodjaanse eettentje op de vroege morgen. (In welk geval bovenstaande dialoog dient te lezen: "O jee, daar hebben we die 'farang' met dat Tourette-syndroom weer...") Want dat meisje mocht dan wel de hele tijd "yes, yes, yes" zeggen, misschien zei ze dat ook maar om me een beetje rustig te houden.
Ik was in Anlong Veng, evenals Sra Em een bedrijvig plaatsje rond een rotonde. Deze rotonde werd echter niet ontsierd door zwerfafval, doch door een monument genaamd Duif Der Vrede. De duif in kwestie had nog het meest weg van een onzalig, genetisch experiment om een zeemeeuw te kruisen met een imbeciele eend, en was een geschenk van premier Hun Sen nadat in 1998 de laatste resten van de Rode Khmer verslagen waren. Het (toen nog) geïsoleerde Anlong Veng vormde hun hoofdkwartier. Vlak voor de regeringstroepen eindelijk een eind maakten aan een terreur die ruim 35 jaar had geduurd, was Broeder No. 1 Pol Pot onder onopgehelderde omstandigheden gestorven. (Een hartaanval na een showproces in eigen gelederen, naar het schijnt.) Zijn lichaam werd haastig verbrand op een brandstapel van afval & autobanden. Merkwaardig genoeg is de crematieplek van de man die verantwoordelijk was voor het gruwelijke lijden & de dood van miljoenen Cambodjanen tegenwoordig een bescheiden bedevaartsoord. En dan niet zozeer uit nostalgie of bewondering, maar omdat zijn geest winnende loterijnummers zou doorgeven. (Een gave die overigens ook wijlen Broeder No. 5 Ta Mok, bijgenaamd De Slager, ten dele schijnt te vallen.)
Dat moest ik zien.
De eerste toeristische attractie die ik bezocht, was Ta Moks oude woning. Aan het eind van een stoffige afslag tussen verwrongen, reumatische bomen stond een betonnen huls van een huis. Tsja, wat valt eraan te zien? In een grote, stenen pot bij de ingang waren duizenden wierookstokjes gestoken. Of deze werden gebrand voor Ta Mok, zijn slachtoffers of om de loterij te winnen, was helaas onduidelijk. Voor de rest was er niet veel meer van over dan de tegels op de vloer en wat kinderlijke muurschilderingen van Angkor Wat. Het huis bood uitzicht op een kunstmatig meer (dat meer van een moeras weghad) waarin de zwarte stompen van bomen stonden weg te rotten. Ergens op een eilandje schenen zich de laatste overblijfselen van Pol Pots verblijfplaats in Anlong Veng te bevinden: zijn schijthuis. Een fraai staaltje historisch sarcasme. Tussen de bomen stond een oude vrachtwagen van ellende uit elkaar te vallen. "Mobil radiu station of Pol Pot", zei het enige verklarende bord in het Engels. Er piste een Cambodjaanse toerist tegenaan, maar ik geloof niet dat dat zozeer uit kwaadheid of minachting was alswel de gewoonste zaak van de wereld. (Men pist hier namelijk tegen van alles & nog wat.) Eem oud, gerimpeld vrouwtje verkocht zakjes gedroogde, geneeskrachtige kruiden. Ik vroeg me af of deze speciale krachten bezaten, omdat ze uit de tuin van een psychopathische massamoordenaar kwamen.
Voor Anlong Vengs sterattractie diende ik 17 km te fietsen, richting Thaise grens. Maar daar was het dan. Op een braakliggend terrein achter een rommelige markt tussen wat armoedige hutjes onder een afdakje van roetig plaatijzer & halfrot hout een overgroeid stukje zanderige grond van 4 bij 5 meter omgeven door schuin in de grond gestoken flessen, Ground Zero: Pol Pots crematieplek. Op een houten tafeltje stonden een schaaltje fruit, een bosje lotusbloemen, twee plastic flesjes met een donkere doch onduidelijke substantie, twee potjes vol stokjes wierook en een geldkistje aan een ketting. "Please help to preserve this historical site", smeekte een bordje van het Ministerie van Toerisme. Ik was de enige bezoeker. Pol Pot-gerelateerd toerisme heeft bljikbaar nog geen hoge vlucht genomen. Het begon te spetteren en ik vroeg me af of er eigenlijk wel eens iemand iets gewonnen had op posthuum aanraden van Pol Pot.
Siem Reap is een archeologisch pretpark, een Disneyland van tempels. Alles draait om Angkor Wat en de omringende heiligdommen (die over een gebied van een paar honderd vierkante kilometerzijn verspreid). En Angkor Wat is natuurlijk dé reden om naar Cambodja te komen. Het is Cambodja's Taj Mahal, Eiffeltoren, Rome, Mona Lisa, Machu Pichu, Manneke Pis... Enfin, noem maar op. Het is gewoon héél belangrijk dat je als mens Angkor Wat minstens eenmaal in je leven gezien hebt. Maar goed, je kunt die massa's toeristen die erop afkomen natuurlijk wel een hoop oude stenen geven, maar ze willen ook vermaakt worden. En dat treft, want in Siem Reap kun je je kapot vermaken. Maar liefst 7 avondmarkten (die ook gewoon overdag open zijn) waar je je dagenlang aan dezelfde rotzooi kunt vergapen, resorts, fastfoodrestaurants, supermarkten, massagesalons, Pub Street. (Neonlichten, bars, restaurants, pizza's, hamburgers, 5 verschillende beats snoeihard & asynchroon door elkaar, cocktails, bier, happy hour! happy hour! happy hour! Een alcoholvergiftiging was nog nooit zo goedkoop.) Entertainment? Siem Reap gooit je er dood en lult je er suf mee. ("Hello, sir, tuk-tuk, sir? T-shirt? Tour? Eat? Drink? Massage? Lady boom-boom? Mayowanna? Maybe opium?")
Na 7 dagen in de wildernis kwam het als een hele shock om plots in je gezicht geslagen te worden met zo veel toeristisch geweld. Op een perverse manier was de waanzin ook wel weer vermakelijk & aangenaam. Vooral als deze gepaard gaat met goedkope cocktails natuurlijk. Maar er moest ook wat cultuur opgedaan worden. Hoog tijd, kortom, voor Circus Angkor. Een dagje tempelen en dan snel weer verder.
Er wordt gezegd dat één dag nooit genoeg is voor het tempelcomplex. En dat is uiteraard ook zo. Mits je elke tempel wilt zien. Maar wil je elke tempel zien? Ik was er om half 9 en om kwart voor 5 besloot ik de laatste ruïne op mijn lijstje te laten schieten, blij dat ik de volgende morgen er niet weer de godganse dag hoefde rond te sloffen. Heerlijk hoor, zo'n archeologische slagroomtaart, maar op een gegeven moment heb je je buik er echt wel vol van. (Tien jaar geleden liep je tenminste nog het niet geringe risico te pletter te vallen van de onbeveiligde, steile trappen van afbrokkelend steen. Maar tegenwoordig is er één van solide hout. Met een leuning. Tevens probeerde een politieman me toendertijd zijn badge te verkopen. Voor $10, als ik me wel herinner. Een koopje, eigenlijk. Je ziet, vroeger was dus echt alles beter...)
Bij Siem Reap begonnen de National Highways. En daarmee de gekte. En mocht het woord 'national highway' beelden oproepen van een gelikte zesbaanssnelweg: veel meer dan een opgelapt c-weggetje is het doorgaans niet. Nou ja, de nummering is logischer dan in Laos, wat in elk geval nog de schijn van normaliteit geeft. (Een schrale troost als je voor de zoveelste keer geschept dreigt te worden door een verdwaasde bestuurder die denkt dat ie met een sadistisch computerspelletje bezig is.) En dan volgde er ook nog eens een reeks steden die zo interessant waren als een avondvullend programma over de menopauze gepresenteerd door Karin Bloemen (zonder verdoving) - hoorde ik daar echt nu iemand "Oh, leuk!" roepen? - zodat 500 km lang het hoogtepunt van iedere dag een aankomst zonder al te veel kleerscheuren was. (Ik weet niet welke lul ooit beweerd heeft dat de reis belangrijker is dan de aankomst, maar ik weet wel dat die persoon nog nooit een fietstochtje door Cambodja heeft gemaakt.)
- Sisophon was vies & vochtig warm, er hing een bedompte waas over de stad, en het stonk er vagelijk naar verbrand plastic. De maaltijd die ik er 's avonds at, was als de stad: goedkoop, smakeloos, onverschillig.
- Battambang heb ik me altijd herinnerd als een charmant, slaperig stadje met vervallen, Frans-koloniale architectuur. Nu was ik er al een beetje op voorbereid dat er het een & ander veranderd zou wezen, bang dat het een museum stadje à la Antigua, Luang Prabang of Brugge zou zijn geworden. Maar deze angst was ongegrond. Het was nog veel erger. Battambang bleek een drukke, smerige stinkstad met reclameborden en -posters die het merendeel van de vervallen, Frans-koloniale architectuur vakkundig verborgen. Battambang heeft tegenwoordig de charme van een luidruchtige hooligan
- Pursat kan afgedaan worden met een kort schouderophalen. Er ligt een eilandje in de rivier dat wel iets wegheeft van een boot. Wow!
- Kompong Chnang was wederom zo'n nikszeggend stinkstadje met een markt vol vliegen & dat aroma dat zo typerend is voor Cambodjaanse markten: een penetrante mix van kak, kots & kadavers. In een tijdsbestek van amper anderhalf uur vroeg dezelfde motortaxichauffeur me driemaal of ik van zijn diensten gebruik wilde maken. Ik had niet eens de tijd om van gedachten te veranderen.
Phnom Penh is Bangkoks kleine broertje dat volledig ontspoord is. Een lijmsnuivend straatjochie van een stad, smerig & gestoord. (Over lijmsnuivertjes gesproken: je ziet ze hier soms zitten in portieken tussen stinkende hopen afval & plassen pis, zwart van het vuil & de uitlaatgassen, een plastic zak vol lijm over hun neus & mond, bloeddoorlopen ogen & een dode blik. Lijm moet de treurigste, meest wanhopige, minst belonende drug ter wereld zijn. Maar het werkt & het is goedkoop.) In Phnom Penh bereikt het verkeer een uniek niveau van idiotie. Tuk-tuks maken er geen enkel probleem van tegen het verkeer in te rijden, benzinestations op straathoeken worden simpelweg gezien als verlengstuk van de openbare weg en overal brommertjes, brommertjes, brommertjes. Geen stoep te smal, geen gaatje te klein, geen markt te druk of er is wel zo'n imbeciel die zijn stinkende tweewielertje er doorheen ramt. Links, rechts, diagonaal of dwars door het midden; het maakt de brommertjes geen hol uit welk deel van de weg ze gebruiken, als ze maar vooruit komen. Ik heb me serieus afgevraagd hou lang het zou duren voor ik zo'n malloot op zijn bek zou rammen.
Overigens telt Phnom Penh écht een Horny Bar. Ha! Van Horny Bar, Slowakije naar Horny Bar, Phnom Penh. Een kleine stap voor de mensheid, maar een teringeind fietsen. De cirkel is rond.
Hoewel...
Niet echt.
Ik ben niet in Slowakije begonnen en ik hoop toch echt niet in Phnom Penh te eindigen. Maar het einde komt nu wel in zicht. Nog enkele weken en dan verwacht ik terug te zijn in Bangkok om vanuit daar een vlucht terug naar Amsterdam te nemen. Het is tegelijkertijd een treurig & verheugend uitzicht.
-
27 Februari 2013 - 20:36
Jur:
Mooi, het werd tijd dat je terugkomt!
Die fiets van je zal ook wel ondertussen aan vervanging toe zijn.
Als je opschiet kan je nog aan de afscheids borrel van Vincent deelnemen.
Grt,
Jur
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley