Deel 16 - Reisverslag uit Don Det Tok, Laos van Mario Joore - WaarBenJij.nu Deel 16 - Reisverslag uit Don Det Tok, Laos van Mario Joore - WaarBenJij.nu

Deel 16

Blijf op de hoogte en volg Mario

18 Januari 2013 | Laos, Don Det Tok

Toen ik die morgen wakker werd, bestond de wereld nog steeds. Wederom bleek de Apocalypse op een teleurstellende vertoning uit te draaien. Tenzij de westerse wereld wel is geexplodeerd (of geimplodeerd). Want in Laos gaat het leven niet zo snel. Ik wil niet beweren dat de tijd hier stilstaat, maar echt vooruit te branden is ie ook niet. Bovendien, "too much work is bad for the brain", zoals het Laotiaanse gezegde luidt, dus het zou kunnen dat ze zo'n Apocalypse maar een hoop gedoe vinden en simpelweg weigeren om eraan mee te doen.

Ik acht het echter waarschijnlijker dat de Maya's er gewoon naast zaten met hun 21/12/12. Of liever gezegd, de mensen die zich hebben laten opnaaien door de hype zaten er goed naast. Want ik geloof niet dat de Maya's ooit hebben beweerd dat de wereld ten einde zou komen (laat staan dat de magnetische polen zouden omkeren of dat we met z'n allen een spiritueel purificatieproces zouden ondergaan).

Hoe dan ook, de wereld draait nog steeds door, zodat ik geen excuus heb om mijn blog te laten voor wat het is. Met andere woorden, daar gaan we weer:


*****



Vijf uur fietsen, had de Lonely Planet gezegd over het stuk van Luang Prabang naar Kiewkacham. Nou, me hol. Tenzij Lance Armstrong er tegenwoordig werkt. Nu maakt 5 uur, 6 uur of 8 uur natuurlijk niet zo veel uit - ik bedoel, ik heb geen bus te halen of zo - maar pretendeer dan niet dat al je research op de praktijk berust. Het vermoeden rijst dat de schrijver met z'n luie reet in een hangmat lag en dacht: "Effe kijken, hoor... 75 km... 15 km per uur... Dus da's dannuhhh... 5 uur! Zo, klaar. Nou, laa'k nog maar 'n biertje doen." Godsallemachtig, als je niks van fietsen weet, schrijf er dan ook niet over.

De eerste klim was lang en stevig, maar het uitzicht over de vallei waar ik uitgeklommen was, was overweldigend. Op de top stond een bamboe hutje waar je dranken en bananen kon kopen (mits de oude vrouw die er op een matje lag te slapen wakker zou worden). Een krakende radio speelde een klagerig deuntje op een krassende, etnische viool. Er liep een uitzonderlijk schurftige hond rond die wat plichtmatig naar me blafte. En er zat een aapje vastgebonden aan een korte ketting (letterlijk) op een houtje te bijten. Kortom, er viel zat te beleven daarboven. Maar helaas bleek de top de top niet en ging het gestage klimmen nog een uurtje door, langs groene ravijnen en slaperige dorpjes waar de voornaamste activiteit leek te bestaan uit het wachten tot rijst en rode pepers gedroogd waren in de zon. En het aangapen van een zweterige fietser.

De rit van de volgende dag was aanzienlijk makkelijker. Maar toen ik op een gegeven moment een kilometers lange rij vrachtwagens, bussen en auto's passeerde die in de berm geparkeerd waren, begon ik te vermoeden dat er wel eens wat anders aan de hand kon zijn dan een spontane, massale lunchpauze. Dat voorgevoel bleek juist. Een aardverschuiving had Noord-Laos volkomen afgesneden van het zuiden. Men was druk (op z'n Laotiaans althans) in de weer om de situatie op te lossen en niemand werd doorgelaten. Tot na 3 uur wachten de arbeiders pauze (of iets dergelijks; misschien waren ze het gewoon even zat) hadden en de voetgangers plots met z'n allen in beweging kwamen en het lint passeerden. Een politieman deed wat halfhartige pogingen de mensen tegen te houden, vond het allemaal te veel werk en ging maar weer op een boomstronk zitten. Via een smalle, betonnen regengoot bereikte ik de andere kant, sprong op de fiets en reed bergafwaarts langs eindeloze rijen wachtenden, mezelf niet voor het eerst gelukkig prijzend dat ik op de fiets was. (Ik sprak later een backpackster die er 7 uur had staan wachten. Je had er wel een fraai uitzicht op Tolkien-achtige pieken waar zo maar Het Kwaad zich schuil zou kunnen houden. Gelukkig had de communistische overheid de boel een beetje weten te relativeren door een grote elektriciteitsmast voor dit uitzicht te zetten.)

Evenals Luang Prabang is Vang Vieng zo'n stadje dat te klein is voor de ladingen toeristen die het overspoelen. Nu ga ik het niet idealiseren en zeggen dat het 10 jaar geleden allemaal beter was. Want dat was het niet. Zoals ik het me herinner was het een stoffige straat vol guesthouses en cafeetjes en blowende backpackers die glazig naar televisieschermen staarden (waarop meestal ook wat te zien was). Maar op een gegeven moment schijnt het allemaal vreselijk uit de hand te zijn gelopen en dreigde Vang Vieng een soort Ibiza of Goa te worden. Een continue techno-raveparty met bijbehorend alcohol- en drugsgebruik. Maar zodra laboratoriumdrugs hun intrede doen, wordt de lol iets te opgefokt en serieus. Acht toeristen zijn vorig jaar omgekomen. (Schijnbaar is de combinatie van heel veel alcohol en drugs om vervolgens in een autoband een woeste rivier af te zakken toch niet zo veilig als het klinkt.) Wat de Laotiaanse autoriteiten deed vermoeden dat zoiets wel eens slechte PR voor het land zou kunnnen opleveren. Tevens zal het een rol hebben gespeeld dat men het idee had dat er wel eens meer verdiend kon worden aan wat bemiddeldere toeristen dan aan ongewassen dreadlocks die stijf stonden van allerlei verboden middelen. Dus is er flink opgetreden, zijn er 40 (!) barren gesloten en verandert Vang Vieng langzaam van backpackersparadijs in een toeristen-resort. Het goede nieuws is dat de rust is wedergekeerd; het slechte nieuws is dat het er allemaal niet mooier op is geworden (en het was al niet veel). Maar de andere kant van de rivier is (nog) niet ten prooi gevallen aan de projectontwikkelaars en kun je nog simpele hutjes vinden waar je je hangmat aan de veranda kunt ophangen. En de omgeving is nog steeds erg mooi (en wordt vreemdgenoeg nog niet overspoeld door toeristen, wat me doet afvragen: blijft 75% van die mensen nu in dat spuuglelijke plaatsje hangen om eindeloze herhalingen van Friends in de TV-barren te kijken?) Bovendien kon je er uitstekende bananenpannekoeken met gecondenseerde melk en kokos krijgen. En 70 cl flessen laolao - de plaatselijke jenever - voor 6000 kip (60 eurocent). (Ik besloot echter voor wat meer klasse te gaan en een fles Super Tiger Whisky aan te schaffen voor maar liefst 15.000 kip. "Smooth & mellon", beloofde het label. "Mellon"?!? Dat zal vast een typefout zijn geweest, want het bouquet kwam dichter in de buurt van iets waar je heel goed je fietsketting mee schoon zou kunnen maken. Nu was de prijs natuurlijk al een indicatie dat je verwachtingen niet al te hooggespannen hoefden te zijn. En typefouten op het label maken de zaak er doorgaans niet beter op. Maar gemixt met tonic & limoen was het best, hm... nog vrij smerig eigenlijk. Rauwe alcohol gemengd met bitterheid en een hint van goedkope parfum.)


*****


"D'r zijn van die mensen", zei mijn Duitse buurman met de blonde dreadlocks, de hippe & doordacht verwarde sik, en de gele shorts met het portret van Che Guevara op beide pijpen, "Die zo'n land dan in twee weken willen zien. Dat vind ik zo... Dat vind ik dus niks. Persoonlijk, he. Ik neem liever de tijd om zo'n land echt goed te leren kennen." Een mooi sentiment, zeker, doch het feit dat hij al anderhalve week in Vang Vieng bivakkeerde, ondermijnde zijn argument wel een beetje. Tenzij je oprecht van mening bent dat je Laos pas echt goed leert kennen door die tijd grotendeels door te brengen tussen blowende backpackers.

Het was Kerst geweest - geheel in stijl drinkend & lezend in mijn hangmat doorgebracht - en ik zat nu al 6 dagen in Vang Vieng (dat het best te pruimen was zo lang je niet al te ver van je veranda afdwaalde). Ik had mijn best gedaan om niet cynisch te worden over het plaatsje, maar het plaatsje maakte het me er niet makkelijk op. Kortom, tijd om te vertrekken. Op naar Vientiane, misschien wel de sloomste hoofdstad waar ik ooit geweest ben. (Ik geloof dat ik het 10 jaar geleden "een tropisch Eindhoven" noemde.) Er is in die 10 jaar (vnl. dankzij Chinese investeringen) wel wat meer bedrijvigheid in & om het stadje gekomen, maar om nou te zeggen dat het een gekkenhuis is... Nou ja, misschien een gekkenhuis waar de patienten stevig onder de medicijnen worden gehouden. Maar goed, ik moest mijn visum verlengen, dus ik kon er niet omheen. (Tenzij ik illegaal in een communistische heilstaat zou willen rondreizen; maar iets zei me dat dat niet zo'n goed idee was). Helaas arriveerde ik er op vrijdagmiddag, zodat ik 2 dagen kon zitten wachten tot het immigratiebureau open was. En aangezien Vientiane niet bepaald verwend is met toeristische attracties waren dat 2 vrij lange dagen. (Zelfs de lokale Tourist Information erkent dit feit en stelt zich zeldzaam bescheiden op. Op een informatiebord bij een van de weinige plaatselijke monumenten valt te lezen: "At the northeastern end of the Lan Xang Avenue arises a huge structure resembling the Arc de Triomphe. It is the Patuxai or Victory Gate of Vientiane, built in 1962 (B.E. 2025), but never complete due to the country's turbulent history. From a closer distance, it appears even less impressive, like a monster of concrete." En dat is nauwelijks valse bescheidenheid.)

Eindelijk was het dan maandagmorgen. Verlenging zou een kwestie van een uurtje zijn, aldus de Lonely Planet. Bepakt & bezakt stond ik even over achten bij het immigratiebureau waar de man achter het loket de wachtenden nog even een half uurtje besloot te negeren, aangezien je als ambtenaar nu eenmaal dat recht hebt. Vervolgens werd ik naar de bank gestuurd om dollars te wisselen, daar het vertrouwen in de eigen nationale munteenheid ondanks al die socialistische vooruitgang nog steeds niet overdreven groot is. De bank bleek gesloten. Dus diende ik op zoek te gaan naar een wisselkantoor. Waar de oudere dame achter het loket stug bleef volhouden dat ik $250 i.p.v. $25 wilde wisselen. Terug bij het immigratiebureau bleek de man te zijn veranderd in een vrouw die zei: "Okay, pick up visa 3 day".

Drie dagen?!? Maar die man zei net nog dat het vandaag geregeld zou worden! De vrouw keek me aan en haalde haar schouders op. "3 day is only 3 day". Haar blik leek daaraan toe te voegen: "En voor de rest zal 't mij 'n worst wezen". (Wat ze ongetwijfeld ook toegevoegd zou hebben als haar Engels wat beter was geweest.) Nog eens drie dagen Vientiane? Alsjeblieft niet, zeg. Ik vroeg mijn geld & paspoort terug en besloot op & neer naar Thailand te gaan, zodat ik voor $10 meer een heel nieuw visum zou krijgen. Dat betekende wel een fietstocht van 25 km. Maar ik had in ieder geval het genoegen de vrouw diep te horen zuchten, omdat ze he-le-maal naar de andere kant van haar kantoortje moest lopen - 3 hele meters! - om mijn paspoort te pakken.

Aangekomen bij de grens bleek het volstrekt onduidelijk hoe deze te passeren per fiets. Gelukkig spraken de communistische grenswachten geen woord Engels en waren ze even behulpzaam als, wel, communistische grenswachten die geen woord Engels spraken. Zodat ik van het bureaucratische kastje naar de blinde (en ook nog eens doofstomme) muur werd gestuurd. Nadat ik besloten had om maar gewoon te gaan fietsen (onder het motto: als 't niet mag, houden ze me wel tegen), kwam er wat schot in de zaak en kreeg ik uiteindelijk mijn stempel. Waarna het volgende obstakel volgde: de lange brug over de Mekhong, volgens de verkeersborden streng verboden voor voetgangers & fietsers. Een grenswachter in een glazen hokje wuifde me vrolijk verder.

Na uitbundig te zijn toegeroepen door diverse wandelaars - "Hello you, happy New Year!" - die de brug leken te beschouwen als een mooie gelegenheid elkaar uitgebreid te fotograferen, bleek men ook aan de Thaise kant niet op te kijken van een fietser. Na een lunch - ja jee, ik moest toch wat doen in Thailand - herhaalde zich grofweg hetzelfde proces. Een Thaise dame in uniform wuifde me glimlachend de ook van deze kant voor fietsers streng verboden brug op en zo stond ik weer in de volksrepubliek Laos waar ik drie maal dezelfde formulieren in moest vullen om een nieuw visum te krijgen. Een proces dat al met al nog geen 10 minuten in beslag nam. (Dus waarom een simpele verlenging in de hoofdstad drie dagen zou moeten duren, is een van die raadsels die zo kenmerkend zijn voor een communistische bureaucratie.) Het was 13.10 uur, even overwoog ik terug te fietsen naar Vientiane, besloot toen dat ik mijn buik volhad van die stad, trapte stug door zuidwaarts en zo bracht ik mijn Oudejaarsavond door in Ban Pao, een echte aanrader voor hen die die avond eens wat anders willen. D.w.z. niets.

Na een kleine 1000 km op de 13 werd het wel eens tijd voor wat verandering. Niet dat Laos' verkeersslagader nu zo'n vreselijk drukke snelweg was - begrippen als 'highway' zijn in Laos bijzonder relatief - maar een korte omweg door wat afgelegenere gebieden zou ook wel eens leuk zijn. De Laotiaanse autoriteiten hadden echter besloten om het de onafhankelijke toerist wat lastiger te maken dan absoluut noodzakelijk. Ten eerste door de afslag zeer summier aan te geven (en wel vanaf de kant waar ik niet vandaan kwam) en ten tweede door het dorpje waar de afslag zich bevond maar liefst vier verschillende namen te geven. Mijn kaart noemde het Lao, de Lonely Planet hield het bij Vieng Kham of Thang Beng en in realiteit - ik gebruik deze term, inmiddels wat ouder & wijzer, tamelijk losjes - (b)leek het Nam Thone te heten. Allemachtig zeg, draai d'r niet zo omheen en neem 's een besluit. (Of zou men gewoon de pech hebben het dorp keer op keer te vernoemen naar een weggezuiverd lid van het Politburo?)


*****

Er zijn relaxtere manieren om de dag te beginnen dan knalharde, Aziatische jankmuziek om 7 uur 's morgens. En dan begint de eigenaar van het guesthouse ook nog eens een lang, verwarrend verhaal op te hangen in gebroken - zeg maar gerust, versplinterd - Engels over bruggen en boten. En dat nog voordat je je eerste koffie op hebt. En vervolgens zit je nog niet koud op je fiets of er begint een klim van 5 km.

Bij Tha Bak - kuch kuch (haha) - kwam ik erachter wat de goede man waarschijnlijk bedoelde: de beroemde bomboten. (Die in feite gemaakt zijn van de lege kerosinetanks gedropt door Amerikaanse vliegtuigen tijdens de Vietnamoorlog. Overigens geniet Laos de twijfelachtige eer het meest gebombardeerde land uit de geschiedenis te zijn; gedurende de zgn. Geheime Oorlog is er meer ton aan bommen opgegooid dan in de 1e en 2e wereldoorlog bij elkaar in een vergeefse poging de Vietcong te beletten om in Zuid-Vietnam te infiltreren. Maar ik dwaal wat af.) De Lonely Planet noemt de boten op de voor hen zo typerend hysterische wijze "incredible", maar de term 'interessant' is beter op zijn plaats. Een praktische en inventieve manier om gedumpt oorlogstuig te gebruiken. Je schijnt een tochtje in de boten te kunnen maken, maar men is verre van opdringerig om het de verdwaalde toerist aan te smeren. Tha Bak leek sowieso weinig moeite te doen. Voor wat dan ook. Tha Bak leek bedwelmd door een zeldzaam sterke dosis opium.

Met links & rechts oprijzend, grillig, gothisch gebergte was de omgeving schitterend om doorheen te fietsen en het verkeer was bepaald niet druk. (Op enige hard scheurende, hoog beladen & vervaarlijk overhellende rammelbussen na.) Lak Sao daarentegen was een beddrijvig, weinig aantrekkelijk & uitermate stoffig marktplaatsje rond een kruispunt waarvan 1 weg naar de Vietnamese grens leidde, 1 naar Tha Lang (en uiteindelijk terug naar Highway 13), 1 naar waar ik vandaan kwam en 1 naar God-mag-weten-waar. Het Midden Van Nergens, gok ik (ook al hield een bord het heel optimistisch op Sop Khom, maar wie weet wat dat betekent; Buffelstront, waarschijnlijk). Een lichtelijk verontrustend aspect van Lak Sao, zo vond ik al snel uit, was dat de bewoners er weinig moeite mee hadden een 'farang' ongegeneerd aan te staren. Niet vijandig, niet onvriendelijk, niet eens nieuwsgierig.

Het lag natuurlijk in de lijn der verwachtingen, maar Lak Sao is nauwelijks het culinaire epicentrum van Laos te noemen. Ik kon 4 restaurants ontdekken. 2 daarvan waren gesloten, bij 1 wees een meisje op een rokende barbecue waarop iets lag te verbranden wat verdacht veel weghad van een vermiform appendix, maar de vierde - zeer toepasselijk Only One Restaurant geheten - was geopend en bezat zelfs een heus menu. Bij mijn derde hap begon een man op een synthesizer te spelen. En om zijn onkunde een enigszins te verbergen, deed hij dat zeer zeer luid. Tevens liet hij de zang over aan gasten in het restaurant, wier vocale capaciteiten over het algemeen - nee, zonder uitzondering - dusdanig ondermaats waren dat de aandacht automatisch van de muziek werd afgeleid. De hysterisch knipperende, gekleurde lichtjes waren waarschijnlijk bedoeld om de onschuldige toehoorder een epileptische aanval te bezorgen, in de hoop dat deze zich later niets van de happening zou weten te herinneren. Only One Restaurant leek maar niet te kunnen besluiten of het nou een feestzaaltje, voetbalkantine, buurtcentrum, bedrijfsrestaurant of bistro wilde zijn, waardoor het voor de zekerheid overal maar een beetje tussenin bleef hangen. Met in interieur-technische opzichten tamelijk ongelukkige gevolgen. De nep-bakstenen muren, de plafonds met de hardroze geschilderde stuc-versieringen, de linoleum plavuizen op de vloer, de verschoten foto's aan de muur, de zeiltjes op de tafels, de plastic bloemenslingers, de uitbundig kitscherige houtsnijwerken, de kerstversieringen, de tl-buizen, de spiegels in de met schrootjes betimmerde pilaren... Maar de stemming zat er goed in, iedereen had lol, er werd gedanst - wat de Laotianen op extreem minimalistische wijze doen; iets tussen lichtjes heen & weer wiegen en stilstaan in - en eigenlijk was het best gezellig.

Na Lak Sao werd de weg slecht. Nou ja, stoffig met name. Want na Georgie kan ik eigenlijk geen enkele weg meer slecht noemen. Behoorlijk rood - en nu eens niet van de inspanning - arriveerde ik in Tha Lang, waar men in het enige guesthouse/restaurant dat het gehuchtje telde, besloten had eens te experimenteren met een dagje zonder personeel. Geen succes, mijns inziens. Zodat de lunch weer eens bestond uit niet overdreven smakelijke, Chinese koekjes & een paar bananen. Toen ik Nakai bereikte, stuurde een politieman me bij een splitsing prompt de verkeerde kant uit. Het kan het onnavolgbare, Laotiaanse gevoel voor humor geweest zijn, maar waarschijnlijker is dat we elkaar gewoon niet begrepen. Dat overkomt me hier namelijk vaker. Het voordeel ervan was echter wel dat ik een guesthouse vond. Twee zelfs. Bij een ervan werd ik hartelijk & weinig behulpzaam uitgelachen. Waarvoor ik hen hartelijk dankte. Bij het tweede leek het meisje er nog niet van op de hoogte dat er naast Laotiaans ook nog een aantal andere talen worden gesproken op de wereld. Zodat ze, vermoedelijk in de veronderstelling dat ik me aanstelde, stug bleef doorpraten in haar eigen taal.

De 84 km van Nakai naar Tha Kaek (en terug naar Laos' eigen Route 66, Highway 13) verliepen absurd voorspoedig. De ochtend begon met asfalt (!) en een lange afdaling, waarna de rest feitelijk 1 vlak stuk met een stevige wind in de rug was. Ik was om kwart voor 8 vertrokken en om even over twaalven reed ik bij de Travel Lodge het terrein op. Waar, zo vond ik op mijn kamer uit, elke vorm van gokken, illegale handel, drugs, seks & politieke activiteit niet zo maar verboden was, maar "extremely prohibited". Tevens mocht ik er geen "naked photos" op de muur hangen. Jammer, hoor. In het barretje zat een Nederlandse jongen met zijn (tijdelijke) Thaise vriendin. "Oh, ik dacht dat ze hier wel mooie natuur hadden", verklaarde hij zijn bezoekje aan Laos. Maar hij vond 400 baht te veel geld om een brommertje te huren en die mooie natuur op te zoeken. Wat hij precies verwacht had, weet ik niet. Waarschijnlijk dat hij zo de grens over middenin mooie natuur zou stappen. "Nou ja", zuchtte hij, "Dan ga ik morgen maar weer terug..." Zijn Thaise vriendin hing erbij als een stuk bagage dat hij bij nader inzien misschien beter thuis had kunnen laten. Zodra ik in het Engels begon, dacht hij dat ik het tegen zijn vriendin had, aangezien het blijkbaar niet bij hem opkwam dat het wel zo beleefd was geen Nederlands te spreken zolang er iemand bij zat die die taal niet machtig was. De jongen kwam uit Hoofddorp - wat wellicht het een & ander verklaarde - en hij had de onhebbelijke gewoonte om veelvuldig het stopwoordje 'of zo' te gebruiken. "En toen kwam ik aan in Bangkok of zo, waar ik de trein heb genomen of zo..." Wat danig afleidde van de verhaallijn, aangezien ik onbewust allerlei alternatieven ging bedenken die dat 'of zo' zouden kunnen aanduiden. (Bangkok? Of was het nou Hanoi? Of toch Phnom Penh? Trein? Bus? Tram?) Maar die neiging kan ook zijn veroorzaakt door de kruidenwhisky die hij ons had ingeschonken. Of zo. Nou ja, zo erg was het nou ook weer niet dat mijn gedachten af & toe wat afdwaalden, want hij was meer geinteresseerd in zijn eigen eindeloze verhalen dan in een gesprek. Of zo.

Savannakhet op een dinsdagavond om 18.45 uur had nog het meest weg van een comapatient die door een zwerm tsetse-vliegen gestoken was. Aan de Mekhong-oever - waar je zou denken dat het toch zou moeten gebeuren - kon je de krekels horen tsjirpen. De sterrenhemel was duidelijk te zien boven de nauwelijks verlichte straten. De stad, die toch een alleszins redelijke omvang had, wekte de indruk dat, zodra de avond viel, het direct zondagnacht 3 uur was. Het is raar dat er zo weinig gebeurde, want op zich heeft men hier toeristisch goud - nou ja, brons - in handen: een Frans, koloniaal stadje pittoresk gelegen aan de machtige Mekhong. Maar er wordt volkomen onverschillig met de oude gebouwen omgesprongen, zodat het merendeel staat weg te rotten & in te storten. Natuurlijk was die slaperige verwaarlozing uitermate sfeervol om doelloos doorheen te slenteren. Maar als er niet snel iets aan gedaan wordt om het verval te stoppen, is de Franse, koloniale architectuur binnenkort geheel vervangen door fantasieloos, communistisch beton.

Na een aardig pantheon aan goden & heiligen bijeen te hebben gevloekt, had ik me er net bij neergelegd die nacht zonder avondeten in een rijstveld te spenderen toen ik zo maar (en zowaar) tegen een guesthouse aanreed. Of liever gezegd, een geusthose. Maar dat maakte de opluchting er nauwelijks minder om. Goed, de kamer was nog niet geheel af - geen douche, geen wastafel, matras op de vloer - maar ik was te moe om er zelfs maar mijn schouders over op te halen. Enkele dronken mannen aan een tafeltje bij de receptie hadden me getrakteerd op een zelfgestookte welkoms-laolao en het feit dat ik er geen spontane beroerte van had gekregen, maakte een hoop goed. Achteraf had ik natuurlijk nooit die alternatieve route langs de Mekhong moeten fietsen. leuk hoor, die "sabaidee!"-gehuchten van rood stof (knarsend tussen mijn tanden) en heel pittoresk, die roest-stalen bruggetjes met rot-houten planken & kieren als tramrails. Maar er komt een punt dat je dat Zuid-Laotiaanse platteland toch wel een beetje gezien hebt. Armoedige polders met dooie rijstvelden. En hoeveel keer kan een mens "hello" of "sabaidee" zeggen voordat er een zekere vermoeidheid insluipt? Maar goed, "Happy for you're tourism", zei een bord langs de kant van een roodstoffige ribbelweg. En hoewel "graag gedaan" niet de eerste woorden waren die me te binnenschoten, vond ik het handgeschilderde dankwoord ook wel weer ontroerend. Want waar zou de toerist in deze contreien exact op af moeten komen? Het enige wat ik zo snel kan bedenken, is Heuan Hin (Stenen Huis), niet bepaald Laos' antwoord op Angkor Wat. Sterker, het wekt de indruk dat er zo maar wat grote keien lukraak op een hoop zijn gegooid. Na het middaguur nam ik een afslag die terug bleek te leiden naar de 13. Het was het soort verharde weg waarvan je liever zou hebben dat hij onverhard was gebleven. Alles schudde & trilde, en het feit dat ik min of meer terugreed naar het noorden deed mijn humeur weinig goed. Maar het kon erger. Zoals bleek toen 3 van de 4 schroefjes uit het ophangsysteem van mijn fietstas waren getrild en de hele boel op de grond flikkerde. Toen de tas met de nodige improvisatie er eindelijk weer op zat en ik eindelijk bij Pakxong de 13 weer bereikte, had ik nog een vrij ruime keuze aan guesthouses. Dit bleken de laatste voor een km of 50, een feit dat me met de kilometer minder vrolijk stelde (en zo vrolijk was ik al niet). Kortom, de opluchting was groot toen ik uiteindelijk toch nog (min of meer) voor het donker tegen een 'geusthose' aanfietste.

Champasak is tegenwoordig via een weg op de buitenwereld aangesloten, maar dit feit lijkt noch geheel tot Champasak noch geheel tot de buitenwereld te zijn doorgedrongen. Zelfs voor Laotiaanse begrippen is het plaatsje ronduit slaperig, zodat ik op de een of andere manier met een overtreffende trap van 'doods' op de proppen moet zien te komen. Het leven in Champasak doet een beetje denken aan twee stonede schaakspelers die geduldig zwijgend op elkaar zitten te wachten, omdat ze beiden denken dat de ander aan zet is. Een gesprek lijkt er niet zozeer een gesprek alswel een langgerekte geeuw op verschillende toonhoogten. De stoffige hoofdstraat - en gek veel meer is het niet - met wat vervallen, Frans-koloniale gebouwtjes & lokale, houten huisjes ligt er stil & verlaten bij. Het enige wat beweegt, is een briesje dat over de Mekhong puft, maar zelfs deze lijkt het een heel gedoe te vinden om zich zo druk te maken. De voornaamste reden om Champasak te bezoeken, zijn de ruines van Wat Phu, een tempel uit de 12e eeuw die tegen een berg is gebouwd. Een hoogtepunt van een bezoek aan Laos, aldus de Lonely Planet. Inderdaad, prachtige locatie, fraai uitzicht, kunstzinnig gebeeldhouwde reliefen. Maar om de een of andere reden was Wat Phu merkwaardig teleurstellend. Waar het precies aan lag, weet ik niet. Het was gewoon wat, hm, onderweldigend. Het slome, saaie Champasak beviel me op een rare manier veel beter. Maar goed, het is me sowieso opgevallen dat de hoogtepunten deze trip niet zozeer de grote attracties zijn alswel de kleine, onverwachte gebeurtenissen. Ik geloof dat een bezoekje aan een feestzaaltje/restaurant in een stoffige uithoek van Laos me beter is bevallen en langer zal bijblijven dan het Topkapi-paleis in Istanboel.

*****

De jongeman van de Tourist Information in Champasak - over relaxte baantjes gesproken - had me wat vreemd aangekeken. "Yes, is possible. But why you wan' go cycle this side river? Why you no go 13 road? Is good road!" Na enige malen verkeerd fietsen over zanderige & hobbelige paden begon ik zijn verbazing te begrijpen. Die suffe aandrang ook altijd om van die gebaande wegen af te wijken. Een boer had me slechts met half open mond aangestaard toen ik hem vroeg of de weg waarop we stonden naar Si Phan Don zou leiden. he verdomme, wat is nou 't nut van die boeren als ze niet eens de weg weten? Als ze je alleen maar aangapen alsof je, weet ik veel, een buitenaards wezen bent? (Aha, dus zo komen die verhaaltjes de wereld in! Zo'n boer dikt 't na 'n paar glazen laolao een beetje aan en voor je 't weet heeft ie een zilveren schijf zien landen waaruit een behaard wezen stapte dat in een raar brabbeltaaltje tegen hem sprak en toen zo weer wegvloog. Dus mensen, hou de kleine berichtjes in de krant in de gaten. Mocht iemand ergens iets lezen over UFO's in Zuid-Laos onthoud dan dat het gewoon een Hollandse fietser was.) Goed, van de gebaande wegen dus. Zo er al sprake was van een weg. Zandpaden, karrensporen, en een enkele keer een voetpaadje gehakt door struikgewas & bamboebos. Onooglijke dorpjes langs de Mekhong. Bij een ervan waren de inwoners met vereende krachten bezig een brug van bamboe & kreupelhout te bouwen. Onder algehele hilariteit sjouwde ik mijn fiets over de wankele constructie. Zeker de helft zal stiekem gehoopt hebben dat de 'farang' een misstapje zou maken. "Farang", sowieso een woord dat ik die dag nogal vaak mocht horen. Soms hardop gefluisterd, soms luidkeels geschreeuwd, maar vrijwel onveranderlijk gepaard gaand met gelach. "Hahaha, farang". Of: "Oooh, farang, hahaha!" Ik was, kortom, een bron van vermaak. Vermoedelijk ziet men niet zo heel vaak een toerist in deze omstreken.

Eerder dan verwacht bereikte in de veerboot naar het eiland Don Khong. Het houten vehikel was van een ontegenzeggelijk interessant ontwerp. Ik geloof niet dat er een heel gedetailleerde bouwtekening aan te pas is gekomen, maar dat men vnl. van hun timmermansoog is uitgegaan. Een uitzonderlijk scheel timmermansoog, wel te verstaan. Ik had mijn ernstige twijfels of het vaartuig mijn fiets wel zou houden, maar de plaatselijke bevolking leek een onredelijk geloof te koesteren in hun scheepsbouwers, want er werden doodleuk nog wat auto's bijgereden. Het was typisch zo'n pont waarover je 3 regels leest in de krant (en dan bedoel ik dus niet dat ie weer 's veilig de overkant heeft gehaald). De overige passagiers leken echter vrij gerust te zijn over de goede afloop. Maar misschien was hen de legen bierflessen bij het stuurwiel niet opgevallen. Of misschien bevond ik me toevallig aan boord met de Laotiaanse afdeling van de werkgroep Anonieme Suicidalen.

Nou ja, goed, het spannende overtochtje kostte me slechts 1 euro en er zijn zat thrillseekers die het veelvuldige hiervan neertellen om hun thrill te seeken. Jammer alleen dat ze me niet op het eiland Don Khong afzetten, maar gewoon aan de overkant van de Mekhong, zodat ik weer op Highway 13 belandde. Blijkbaar was driemaal "Don Khong? Don Khong? Don Khong?" vragen toch net niet voldoende om van drie verschillende personen een antwoord te krijgen dat een enigszins in de buurt van de waarheid kwam. Enfin, veel deed het er niet toe, want mijn uiteindelijke doel was Don Det, een van de Si Phan Don (4000 Eilanden) waar de meeste backpackers aanspoelen die een tijdje niks willen doen. Een vooruitzicht dat me best trok voor ik Cambodja in zou trekken.

Het was natuurlijk naief om te denken dat er in 10 jaar tijd niet veel veranderd zou zijn. Het eiland, niet erg omvangrijk, is inmiddels 1 groot vakantiekamp. Ik geloof niet dat er een inwoner is die niet een guesthouse, restaurantje of winkeltje (of een combinatie van die drie) is begonnnen. En de prijzen zijn schandalig gestegen. Er is waarschijnlijk geen plek in Zuidoost-Azie waar je zo weinig waar voor je geld krijgt. Uiteindelijk wist ik nog een heel aardig hutje aan het water voor een redelijk prijsje te vinden. En wat voor Vang Vieng geldt, geldt ook hier: zo lang je lekker in je hangmatje blijft, is het allemaal lang niet zo vervelend als 't er uitziet. (D.w.z. het is wel zo vervelend als 't er uitziet, maar je ziet 't gewoon niet.) En gelukkig is er weinig reden om je hangmat te verlaten.

Goed, nog 1 dagje en dan moest ik maar weer 's op pad. Op naar nieuwe avonturen, op naar Cambodja. Maar nu wordt het weer even hoog tijd om geen hol uit te voeren.





  • 19 Februari 2013 - 09:50

    Jürgen:

    Hallo Mario,

    Geen idee wie je bent, maar bij toeval las ik een reisverslag van je (nou ja, toeval, ter voorbereiding op mijn trip door Zuid-oost Azië lees ik regelmatig reisverslagen op waarbenjij.nu). Mocht je het niet weten of niet vaker gehoord hebben, je hebt een geweldige schrijfstijl. Ge-wel-dig (of zo :D ). Ik lees veel, niet alleen online, maar sowieso, en ik vind het echt bijzonder en grappig hoe je schrijft. Nu kan het ook zo zijn dat we allebei toevallig op eenzelfde afwijkende golflengte zitten, maar ik ben zo arrogant om te denken dat wanneer ik het leuk vind, er veel mensen het leuk zullen vinden!! Dus wie weet zou je er bij thuiskomst iets mee kunnen/moeten doen!!

    Hele goeie reis verder, ik ga het volgende verslag lezen en hoop dat er nog vele volgen. Saibadee falang...

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Laos, Don Det Tok

Wat ik op mijn vakantie heb gedaan

Recente Reisverslagen:

05 Maart 2013

Deel 18

17 Februari 2013

Deel 17

18 Januari 2013

Deel 16

19 December 2012

Deel 15

03 December 2012

Deel 14
Mario

Actief sinds 26 April 2012
Verslag gelezen: 616
Totaal aantal bezoekers 31373

Voorgaande reizen:

01 Mei 2012 - 30 November -0001

Wat ik op mijn vakantie heb gedaan

Landen bezocht: