Deel 10
Blijf op de hoogte en volg Mario
18 September 2012 | Turkije, Göreme
Een jaar of 40 geleden was er een Duits koppel op de fiets in Kazluca gearriveerd. Men had het er nu nog over. "Ja, ik weet het nog goed. Ik denk ik was toen 10 jaren oud", sprak Erol die er geboren was, maar nu in Rotterdam woonde. "Zij zeiden: 'Daar moet een weg zijn'. Maar toen daar was nog geen weg..."
Na een nachtje wildkamperen was ik die morgen van de berg komen racen en dacht ik even snel wat inkopen te doen in het eerste het beste gehuchtje dat ik tegenkwam. De winkelier verwelkomde me echter als was ik een boodschapper uit de hemel. Zo opgewonden als een klein kind op zaterdagavond dartelde hij door zijn volgestouwde winkeltje, onderwijl converserend in het Engels, Duits, Turks en via Google Translate. Daartussendoor wist hij ook nog tijd te vinden zijn vrouw te bellen om wat te eten voor ons klaar te maken en de bakker te bellen om brood te komen brengen, en voor ik het wist had ik het halve dorp ontmoet (waaronder de Nederlands sprekende Erol die er terug was voor vakantie). Na een uurtje of 3 (en ontelbare glazen cay) werd het toch echt tijd weer verder te fietsen (of te overwegen er een huis te kopen). "Today you are lucky day. Today is free. You are guest.", liet Google Translate me weten toen Cem, de winkelier, de boodschappen in mijn handen drukte. We namen afscheid alsof we al jaren dikke vrienden waren en toen ik eindelijk weg reed, kwam hij achter me aangerend om nog een halveliterblik Turkse energiedrank (genaamd Buzzer) te geven. "Benzin! Benzin!", riep hij.
Ik was diep ontroerd toen ik mijn weg vervolgde en stelde me zo voor dat over 40 jaar een oude, gerimpelde man onder een olijfboom cay zit te drinken en aan zijn achterkleinkinderen vertelt: "Jaaa, ik weet het nog als de dag van gisteren. Of misschien als de dag van eergisteren. Nou ja, hooguit als die van de vorige week. Een Hollandse reus kwam daar uit de bergen neergedaald op zijn zilveren machine..." (Waarbij zijn achterkleinkinderen dan denken: "Och Allah, niet weer dat verhaal..."
Dat is Turkije. Althans, als je je buiten de toeristische gebieden en de grote steden begeeft. Hoewel een winkelier die boodschappen weggeeft wel heel extreem is, worden me onderweg liters thee en kilo's fruit aangeboden en reageert men bijna verontwaardigd als ik ervoor wil betalen. (Hoewel ik niet uitsluit dat de man die me een loodzware meloen gaf dit eerder deed uit een soort leedvermaak. "Ha, zie die d'r nog maar 's bij te stoppen, vieze volgeladen fietshippie!")
Het nadeel van Turkije is echter: er is zo verdomd veel van. Het is zo'n gigantisch land dat er onvermijdelijk bezienswaardigheden afvallen. Heel veel bezienswaardigheden. Nog een nadeel: door die afstanden spendeer je erg veel tijd op snelwegen. Nu klinkt dat weliswaar gevaarlijker dan het is - de vluchtstrook vormt een comfortabel fietspad - maar gezellig is anders. Ik probeer dan ook zo veel mogelijk de 'grijze wegen' (d.w.z. op de kaart) te nemen (hoewel het niet altijd zeker is hoe begaanbaar deze nu exact zijn; of dat ze er uberhaupt wel liggen).
Enfin.
Na een nogal doodse tocht door het oninteressante stukje Griekenland dat als een opgestoken duim Bulgarije scheidt van Turkije arriveerde ik bij een grens die er uitzag alsof beide landen in wankele vrede naast elkaar leefden. Veel militairen, veel prikkeldraad, veel machinegeweren. De Grieken vonden het allemaal wel best, zo'n fietser, maar aan de Turkse kant werd ik van het ene loket naar het andere gestuurd.
Loket 1: "Paspoort? Nee, volgende loket."
Loket 2: "Visum? Visum? Waar is je visum? Andere loket!"
Terug bij loket 1 werd ik getrakteerd op een stortvloed Turkse woorden.
"Sorry, ik begrijp u niet."
Waarna de besnorde man, danig geirriteerd, het hele riedeltje nogmaals in het Turks herhaalde.
"Pardon, maar ik begrijp u nog steeds niet."
Waarna de man diep zuchtte, de frons wat dieper in zijn voorhoofd verankerde en stug doch allengs chagrijniger door bleef gaan in rap Turks. De kracht der herhaling had echter weinig invloed op zijn verstaanbaarheid, maar teneinde een diplomatieke rel te voorkomen, overhandigde ik hem maar wat euro's. De man zuchtte nog eens diep, haalde uit een lade een stickervel tevoorschijn en gaf me een stickertje, wapperde me bruusk door naar loket 2, waar een andere besnorde man me ongeduldig gebaarde paspoort en stickertje te geven, wat afwezig door het document bladertje en vervolgens zeer secuur het stickertje er scheef inplakte. Achter loket 3 zat een eveneens besnorde man - juist, er valt hier reeds een patroon te ontwaren -, maar wat zijn rol was in het bureaucratische geheel was wat onduidelijk. Zijn voornaamste taak leek voornamelijk te bestaan uit daar te zitten.
De eerste stad was Edirne, wat een verrassend moderne & welvarende stad bleek te zijn. Maar goed, veel was ik dan ook niet meer gewend na maanden Oost-Europa. Ik besloot er enkele dagen te blijven, wat aan mijn blog te werken en naar de kapper te gaan (die me gratis trakteerde op een hoofdmassage en iets te veel eau de cologne).
Het eerste wat me opviel toen ik vanuit Edirne vertrok naar Istanboel, was dat de Turkse automobilisten wat vrijmoediger zijn in het gebruik van hun claxon. Soms om je te waarschuwen, soms om je te groeten, soms zonder enig aanwijsbare reden. (Het kan zijn dat ze plots beseffen dat ze dat ding al een tijdje niet gebruikt hebben en aangezien ze 'm niet voor niets hebben, geven ze er dan maar weer een hengst op.) Na enige weken begint dat getoeter overigens wel een enigszins o je zenuwen te werken. (Hoewel het aandoenlijk blijft zo'n dikke, ongeschoren vrachtwagenchauffeur zo blij als een kind naar je te zien zwaaien.)
De weg begon bijzonder aangenaam, door heuvels die bedekt waren met dichte bossen. Maar toen ik op de derde dag Istanboel naderde, veranderde de landweg langzaam in een zesbaanssnelweg. Vreemdgenoeg reed er vrijwel niemand. Best indrukwekkend, hoor, zo'n verlaten plak teer door de bossen. Maar tegelijkertijd ook wat verontrustend. Alsof er na twee dagen wildkamperen iets onaangenaams met de wereld is gebeurd. (Later hoorde ik dat dit de weg naar het tweede vliegveld van Istanboel gaat worden. Zodat vele hectares bos waar ik nu nog vrolijk doorheen fietste, verdwenen zullen zijn en het gedaan is met de laatste, relatief rustige toegangsweg tot Istanboel.) Het plan was de Bosporus bij de Zwarte Zee te bereiken en daarvandaan een boot richting centrum te nemen, een mogelijkheid waarop twee Braziliaanse fietsers me hadden gewezen. Maar voor ik het wist, was ik verstrikt geraakt in een gekkenhuis van snelwegen die kriskras door en over elkaar liepen, rijkelijk voorzien van scheurende bolides, rammelende vrachtwagens, dampende bussen en knetterende motoren. Zonder enig idee te hebben waar ik me ongeveer bevond. Na even flink vloeken - wat enige energie kostte, geenszins bleek te helpen, doch aanzienlijk opluchtte - wist ik uiteindelijk een afslag en een benzinestation te vinden voor een bakkie schrale troost (want Turkije is wat dat betreft geen Bulgarije). De jongen achter de kassa sprak geen Engels (want wat dat betreft is Turkije dan wel weer Bulgarije), maar de vertaler op zijn i-phone bracht uitkomst: "Do you want receipe for road?" Dat vijzelde mijn humeur aanzienlijk op. "Nou", was ik geneigd het apparaat te antwoorden, "Eerlijk gezegd heb ik m'n buik wel vol van die weg, dus mijn recept luidt: laat 'm maar lekker in zijn eigen sop gaarkoken." Hoewel de i-phone me weer fijn de E-80 opstuurde - een optie die ik gaarne aan me voorbij liet gaan - kreeg ik wel een globale indruk waar ik was, zodat ik op mijn kompas wel aardig in de buurt zou moeten komen van waar ik wezen moest. Niks door zo'n achterdeurtje Istanboel binnenglippen. Ik deed gewoon wat over het algemeen met klem wordt afgeraden: op de fiets dwars door de stad richting centrum. Het is te doen. Doch een licht suicidale aanleg had aanzienlijk geholpen.
De eerste dag in Istanboel was ik doodziek.
De tweede dag voelde ik me nog steeds wat labiel.
Daarna was ik in staat de stad te verkennen, een dagje op te trekken met Cecile & Alex (twee Franse fietsers die ik in Edirne had ontmoet) en de dingen te doen die een toerist zoal doet in Istanboel. Maar daarover zal ik voor de rest niet uitweiden; wie hiernaar nieuwsgierig is, haalt maar een Lonely Planet bij de bibliotheek. (Hoewel ik de kamer met de heilige relikwieen in het Topkapipaleis toch niet onvermeld wil laten. Kijk, de staf van Mozes begrijp ik nog. Ook een stukje schedeldak van Johannes de Doper, en de baardharen & kiezen van Mohammed kan ik - ook al getuigt het van een wat morbide fascinatie- inkomen. Maar de kookpan van Abraham? De waterkom van Mohammed? Waar ligt de grens? Hoe ver dient een voorwerp verwijderd te zijn van een heilige voor het zijn heiligheid verliest? Ik bedoel, zo maak je het atheisten wel heel makkelijk om je geloof belachelijk te maken.)
Maar goed, Istanboel is een fantastische stad met een krankzinnige energie. (Hoewel ik niet uitsluit dat iedereen liep te stuiteren van de suiker, omdat de Ramadan net was afgelopen.) Zeker een aanrader. Maar na vijf dagen begon het weer te kriebelen en moest er gefietst worden. Doch om herhaling van de niet bepaald genoegelijke entree te voorkomen, besloot ik - een enigszins lafjes - de boot te nemen. Naar Bandirma. Een stad van flatgebouwen, zo vond ik uit. Weliswaar uitgevoerd in geruststellende pasteltinten, doch dusdanig ontdaan van enige vorm van karakter dat de stad de indruk wekte te zijn ontworpen door een architect uit Benidorm. Het meest positieve wat ik over Bandirma kan zeggen, is dat er snel en simpel uit te fietsen was.
Mijn tocht door Turkije was nu echt begonnen.
Waarna ik er achterkwam dat het een verdomd groot land is. En ook dat de mensen buiten de grote steden en toeristenplaatsen uitermate vriendelijk en gastvrij zijn. Bij Ivrindi trakteerde een Turk die in Belgie had gewoond me op een uitgebreide lunch en in Korucu (waar ik gestopt was om wat brood & kaas te kopen) liep de winkelier naar huis om terug te komen met een grote plastic tas vol tomaten & paprika's, waarvoor ik onder geen beding mocht betalen (en, een detail dat me eigenlijk nog het meest ontroerde, hij had ook nog de moeite genomen om ze te wassen).
*****
Pamukkale staat bekend om haar grote, witte berg. Nu klinkt dat niet bepaald interessant, maar het kalkrijke water uit een plaatselijke bron heeft er door de eeuwen heen tamelijk bizarre vormen aan gegeven. Alsof er een gigantische ijsberg naar westelijk Anatolie is getransporteerd die nu langzaam ligt weg te smelten in de Turkse zon. Gewekt om half 6 door de oproep tot gebed door de plaatselijke muezzin - een onchristelijke tijd, inderdaad - kon ik een lekker vroege start maken, zodat ik de buitenaardse skibaan voor mezelf had. Wat het vervreemdende effect nog verder vergrootte. Na een lange klim op blote voeten (om beschadigingen te voorkomen mag je er onder geen beding met schoenen overheen lopen) en met open mond arriveerde ik bij de top, waar zich een groot complex van Griekse, Romeinse en Byzantijnse ruines bevindt (want door de unieke samenstelling van het water was Pamukkale sinds de oudheid een kuuroord). Ik arriveerde er precies op tijd om de eerste buslading Aziaten te begroeten. Ik knikte hen vriendelijk toe, terwijl de eersten onder hen de borden negeerden die zeiden dat je je schoenen diende uit te trekken en zodoende enige eeuwen zorgvuldige kalkopbouw van het Werelderfgoed teniet deden. De ruines waren ook uitermate aangenaam om doorheen te struinen, maar naarmate het middaguur naderde, groeide het aantal groepen en daalde de sfeer. (Overigens kun je nog steeds baden in de oude bron. En wel voor 30 tl (ongeveer 15 euro). Een stevig prijsje, ja. Maar bedenk hierbij wel dat je, gezien de unieke chemische samenstelling van het water, er zo maar het eeuwige leven van schijnt te kunnen krijgen. Dus zo bekeken is het wel weer een koopje. Hoewel ik er verdraaid weinig antieke Grieken, Romeinen en/of Byzantijnen heb zien rondlopn. Sterker nog, ik heb er een enorm uitgestrekte necropolis mogen aanschouwen. Dus de gezondheidsclaims dienen met de nodige scepsis benaderd te worden. Wat je er trouwens wel veel rond zag lopen, waren dikke Russen in eng kleine zweembroekjes, luid bellend, terwijl hun hoogblonde trofeevrouwtjes er verveeld (of ronduit chagrijnig) op hoge hakken onhandig naast liepen. Doch dit terzijde. Nog een curieuze behandelwijze: je kunt zgn. doktervissen de dode huidcellen van je voeten laten knabbelen. Het schijnt zeer kalmerend te zijn. De begeleidende foto's tonen ons enige ongemakkelijk kijkende mensen, de begeleidende tekst verzekert ons: "By original Turkish fish!" Dus niet dat je denkt dat je als toerist wordt afgescheept met van die Chinese nepdingen... Doch ook dit terzijde.)
*****
Na een kilometer of 50 langs de snelweg werd het na de afslag Gemis - nee nee, wel gevonden! (hehehe) - pas echt interessant. Een doods, desolaat landschap waarin een opgedroogd zoutmeer lag te trillen in de zon. Er liep een stoffig kiezelpad naartoe. Een uitgestrekte korst witte zoutkristallen onder een strakblauwe hemel. Aan de randen waren hier en daar nog wat poeltjes dik, roodbruin water als papsneeuw te zien. Natuurlijk kun je het niet nalaten je hand erin te steken. Wat een pijnlijke ervaring kan zijn.
Van Gemis naar Kazluca raakte ik volkomen verdwaald in een wirwar van grijze wegen. De weinige borden die er stonden, waren dusdanig vervaagd dat je met pijn en moeite een naam kon ontcijferen die redelijk overeen leek te komen met die op de kaart. Maar meestal ontbrak enige aanwijzing en bleek de weg die je had moeten inslaan een karrenspoor van kiezels en los gruis te zijn. Zo dacht ik enige malen na een lange, zware klim - bij elke bocht bleek er weer een stukje berg bijgeplakt - eindelijk van een afdaling te kunnen genieten om vervolgens in een dorpje te belanden dat volledig uit de richting lag. Zodat ik weer om moest draaien en terug omhoog moest om erachter te komen dat dat zandpad niet zo maar een zandpad was, maar de weg naar Kazluca. Uiteindelijk strandde ik ergens in een dennenbos net na Gulkoy. Ik had net een klapband gehad, begon het goed zat te worden en wist eigenlijk nog steeds niet of ik nu op de goede weg zat. (Een 75-jarige man die ooit in Dortmund had gewerkt en met wie ik een kopje thee zat te drinken, had me in gebrekkig Duits een vage richting opgestuurd nadat hij met waterige oogjes de kleine lettertjes op mijn kaart had bestudeerd. Hij had een fraaie, Turkse snor en een gebit als een bouwvallig fietsenhok waarachter vele sigarettenzijn gerookt en dat nogal te lijden had gehad van regelmatig vandalisme. Wat hem overigens niet belette zijn overgebleven bruine stompjes veelvuldig bloot te lachen.) Maar toen ik 's avonds voor mijn tent zat, vroeg ik me af of het eigenlijk wat uitmaakte dat ik geen hol was opgeschoten. Hoewel frustrerend was de omgeving onvoorstelbaar mooi. En ik was in elk geval een dagje weg van de snelweg.
*****
Konya, stad der dansende derwisjen, leden van een mystiek islamitisch genootschap die duizelingwekkende rondjes draaien teneinde dichter bij God te komen. De oprichter, Mevlana Rumi, ligt er begraven. Hieraan moest ik echter NIET denken toen ik met een rotvaart de berg afscheurde, mijn hoed danig irritant voor mijn ogen flapperend, en de stad eindeloos uitgestrekt zag liggen blinken in de vroege ochtendzon. Wat ik dacht, was: "Knya? Conyo!" (zoals Spaanstaligen zouden zeggen; maar dan waarschijnlijk wel met zo'n friebeltjeboven de 'n'; doch daar doen de Turkse computers niet aan). Want een fietstocht door een drukke, Turkse stinkstad is geenszins een gelegenheid om verheugd naar uit te kijken.
Dat bleek alleszins mee te vallen.
Sterker nog, Konya kende zelfs fietspaden.
Doch dat zal wel los staan van die dansende derwisjen.
Enfin, na enige essentiele dingen te hebben afgehandeld - inkopen gedaan, mail gecheckt, wc-papier gestolen in een sjieke koffietent - was ik zo gereed voor de Anatolische steppe als ik maar kon zijn. Niet overdreven gereed, zo bleek. Maar hoe gereed kun je wezen voor twee dagen breinverdovend geploeter over een snelweg tegen een stevige wind in door een landschap dat ongeveer even opwindend is als de pantykousjes van Karin Bloemen? De Lonely Planet schetst een geromantiseerd beeld van een soort desolate, Texaanse woestijn, maar de schrijver lag waarschijnlijk een raki-kater uit te slapen in een luxe airco-bus, want de omgeving heeft meer weg - mits je de kale heuvels in de verte wegdenkt - van een eindeloze, door een serieuze hittegolf geteisterde Haarlemmermeerpolder. Industrie- en bedrijventerreinen, dorre gele velden, benzinestations, wat boerderijen, elektriciteitsmasten, hier & daar een dooie boom. En over ales een grauwe sluier van opwaaiend stof. En in je oren een constant gebulder van de wind.
Dit was geen fietsen, dit was dom doortrappen.
Na Aksaray - ik besloot een omweggetje via de Ihlaravallei te nemen - begon het landschap langzaam te veranderen. Aanvankelijk kreeg ik het idee in een spaghettiwestern rond te fietsen (in dezlfde fletse kleuren). Maar even verderop wrd het wat bizarder. Eerst passeerde ik een aantal rotsblokken die er utzagen als enorme, versteende drollen (compleet met een sierlijk puntje eraan gedraaid) en in Selime was het alsof er allemaal gigantische puntmutsen op een berghelling waren geplaatst. Ik kreeg plots best - angstaanjagende - visioenen van reusachtige Rien Poortvliet-kabouters die maar een beetje in het wilde weg zaten te wildschijten.
De Ihlaravallei bleek echter slechts een klein voorproefje voor wat me te wachten stond in Cappadocia. Nu is Cappadocia natuurlijk een van Turkijes meest toeristische plekken - en Goreme is het afvoerputje voor alle deprimerende uitwassen daarvan - maar daar is een bijzonder goede reden voor: het is het meest bizarre en absurde landschap dat ik ooit gezien heb. Je kunt wel met vergelijkingen komen als elvenschoorstenen, hobbithuizen, Star Wars-decors of de Toren van Babel geschilderd door Brueghel in een landschap geschilderd door Dali, maar uiteindelijk is zien pas geloven. En dan nog heb je zo nu en dan je twijfels of iemand niet iets in je drankje heeft gegooid. Nu geloof ik niet per se in God (maar weet je veel...), doch in deze contreien was Ie in een wel heel frivole bui toen Ie Z'n scheppingsding deed. Of misschien was het vrijdagavond en dacht Hij na een paar raki's, misschien een jointje: "Holadijee, laat die onbeduidende mensjes dit maar 's uitvogelen,haha!" (Waarna hij op zaterdagmorgen, licht katerig, Zich er met een Jahwe-van-Leiden afmaakte en de Anatolische steppe schiep.)
Ontwaken, uit je tent kruipen en tientallen reusachtige 15 watt-peertjes licht suizend in de lucht zien zweven is een tamelijk surrealistische ervaring. Ik heb nooit de fascinatie begrepen die sommige mensen met een luchtballon hebben (ook al is het ongetwijfeld een enerverende ervaring om erin te zitten), maar als ze met zo veel tegelijk in de schemer van de rjizende zon aan je ogen voorbij ziet drjiven, is dat best indrukwekkend. En op merkwaardige wijze bijzonder rustgevend.
Hoewel Cappadocia, zoals gezegd, uitermate toeristisch is, kom je op je wandelingen door de valleien vrijwel geen mens tegen. De meeste toeristen lijken zich teveden te stellen met een ritje in een dikke, vette touringcar van het ene uitzichtspunt naar het andere om daar een paar plaatjes te schieten en allerhande ambachtelijke fabriekssouvenirs (made n China) door de strot geduwd te krjigen.
*****
Enfin, na de 1e wereldoorlog trachtte Frankrijk grote delen van het verslagen Turkije aan haar kolonieen toe te voegen. Nu, bijna 100 jaar later, doen ze opnieuw een poging (en zo te zien grotendeels met dezelfde veteranen). De camping hebben ze alvast veroverd. Met 14(!) campers zijn ze het terrein opgestormd en hebben ze de overgebleven open stukjes veranderd in jeu de boule-banen. Met andere woorden, het wordt hoog tijd om - na een kleine week Cappadocia - weer verder te trekken. Nu is dat makkelijker gezegd dan gedaan, want de Georgische grens is nog minimaal 1000 km fietsen (langs vnl. snelwegen). Bovendien heb ik Turkije na ruim een maand ook wel gehad. (Of, zoals een Australier zei: "The only time to do too much Turkey is Christmas time.") Dus ik overweeg een bus of trein naar Erzurum of Kars te nemen. Want ik heb weinig zin om vlak voor de winter in Georgie te arriveren.
En daarna?
Tsja...
Een Iraans visum vereist nogal wat geduld, zodat ik waarschijnlijk ergens in de buurt van Tbilisi zit als ik deze in Ankara op kan halen. Wat nogal onpraktisch is. Wellicht dat ik een goedkoop vliegticket kan scoren.
Suggesties zijn welkom.
Na een nachtje wildkamperen was ik die morgen van de berg komen racen en dacht ik even snel wat inkopen te doen in het eerste het beste gehuchtje dat ik tegenkwam. De winkelier verwelkomde me echter als was ik een boodschapper uit de hemel. Zo opgewonden als een klein kind op zaterdagavond dartelde hij door zijn volgestouwde winkeltje, onderwijl converserend in het Engels, Duits, Turks en via Google Translate. Daartussendoor wist hij ook nog tijd te vinden zijn vrouw te bellen om wat te eten voor ons klaar te maken en de bakker te bellen om brood te komen brengen, en voor ik het wist had ik het halve dorp ontmoet (waaronder de Nederlands sprekende Erol die er terug was voor vakantie). Na een uurtje of 3 (en ontelbare glazen cay) werd het toch echt tijd weer verder te fietsen (of te overwegen er een huis te kopen). "Today you are lucky day. Today is free. You are guest.", liet Google Translate me weten toen Cem, de winkelier, de boodschappen in mijn handen drukte. We namen afscheid alsof we al jaren dikke vrienden waren en toen ik eindelijk weg reed, kwam hij achter me aangerend om nog een halveliterblik Turkse energiedrank (genaamd Buzzer) te geven. "Benzin! Benzin!", riep hij.
Ik was diep ontroerd toen ik mijn weg vervolgde en stelde me zo voor dat over 40 jaar een oude, gerimpelde man onder een olijfboom cay zit te drinken en aan zijn achterkleinkinderen vertelt: "Jaaa, ik weet het nog als de dag van gisteren. Of misschien als de dag van eergisteren. Nou ja, hooguit als die van de vorige week. Een Hollandse reus kwam daar uit de bergen neergedaald op zijn zilveren machine..." (Waarbij zijn achterkleinkinderen dan denken: "Och Allah, niet weer dat verhaal..."
Dat is Turkije. Althans, als je je buiten de toeristische gebieden en de grote steden begeeft. Hoewel een winkelier die boodschappen weggeeft wel heel extreem is, worden me onderweg liters thee en kilo's fruit aangeboden en reageert men bijna verontwaardigd als ik ervoor wil betalen. (Hoewel ik niet uitsluit dat de man die me een loodzware meloen gaf dit eerder deed uit een soort leedvermaak. "Ha, zie die d'r nog maar 's bij te stoppen, vieze volgeladen fietshippie!")
Het nadeel van Turkije is echter: er is zo verdomd veel van. Het is zo'n gigantisch land dat er onvermijdelijk bezienswaardigheden afvallen. Heel veel bezienswaardigheden. Nog een nadeel: door die afstanden spendeer je erg veel tijd op snelwegen. Nu klinkt dat weliswaar gevaarlijker dan het is - de vluchtstrook vormt een comfortabel fietspad - maar gezellig is anders. Ik probeer dan ook zo veel mogelijk de 'grijze wegen' (d.w.z. op de kaart) te nemen (hoewel het niet altijd zeker is hoe begaanbaar deze nu exact zijn; of dat ze er uberhaupt wel liggen).
Enfin.
Na een nogal doodse tocht door het oninteressante stukje Griekenland dat als een opgestoken duim Bulgarije scheidt van Turkije arriveerde ik bij een grens die er uitzag alsof beide landen in wankele vrede naast elkaar leefden. Veel militairen, veel prikkeldraad, veel machinegeweren. De Grieken vonden het allemaal wel best, zo'n fietser, maar aan de Turkse kant werd ik van het ene loket naar het andere gestuurd.
Loket 1: "Paspoort? Nee, volgende loket."
Loket 2: "Visum? Visum? Waar is je visum? Andere loket!"
Terug bij loket 1 werd ik getrakteerd op een stortvloed Turkse woorden.
"Sorry, ik begrijp u niet."
Waarna de besnorde man, danig geirriteerd, het hele riedeltje nogmaals in het Turks herhaalde.
"Pardon, maar ik begrijp u nog steeds niet."
Waarna de man diep zuchtte, de frons wat dieper in zijn voorhoofd verankerde en stug doch allengs chagrijniger door bleef gaan in rap Turks. De kracht der herhaling had echter weinig invloed op zijn verstaanbaarheid, maar teneinde een diplomatieke rel te voorkomen, overhandigde ik hem maar wat euro's. De man zuchtte nog eens diep, haalde uit een lade een stickervel tevoorschijn en gaf me een stickertje, wapperde me bruusk door naar loket 2, waar een andere besnorde man me ongeduldig gebaarde paspoort en stickertje te geven, wat afwezig door het document bladertje en vervolgens zeer secuur het stickertje er scheef inplakte. Achter loket 3 zat een eveneens besnorde man - juist, er valt hier reeds een patroon te ontwaren -, maar wat zijn rol was in het bureaucratische geheel was wat onduidelijk. Zijn voornaamste taak leek voornamelijk te bestaan uit daar te zitten.
De eerste stad was Edirne, wat een verrassend moderne & welvarende stad bleek te zijn. Maar goed, veel was ik dan ook niet meer gewend na maanden Oost-Europa. Ik besloot er enkele dagen te blijven, wat aan mijn blog te werken en naar de kapper te gaan (die me gratis trakteerde op een hoofdmassage en iets te veel eau de cologne).
Het eerste wat me opviel toen ik vanuit Edirne vertrok naar Istanboel, was dat de Turkse automobilisten wat vrijmoediger zijn in het gebruik van hun claxon. Soms om je te waarschuwen, soms om je te groeten, soms zonder enig aanwijsbare reden. (Het kan zijn dat ze plots beseffen dat ze dat ding al een tijdje niet gebruikt hebben en aangezien ze 'm niet voor niets hebben, geven ze er dan maar weer een hengst op.) Na enige weken begint dat getoeter overigens wel een enigszins o je zenuwen te werken. (Hoewel het aandoenlijk blijft zo'n dikke, ongeschoren vrachtwagenchauffeur zo blij als een kind naar je te zien zwaaien.)
De weg begon bijzonder aangenaam, door heuvels die bedekt waren met dichte bossen. Maar toen ik op de derde dag Istanboel naderde, veranderde de landweg langzaam in een zesbaanssnelweg. Vreemdgenoeg reed er vrijwel niemand. Best indrukwekkend, hoor, zo'n verlaten plak teer door de bossen. Maar tegelijkertijd ook wat verontrustend. Alsof er na twee dagen wildkamperen iets onaangenaams met de wereld is gebeurd. (Later hoorde ik dat dit de weg naar het tweede vliegveld van Istanboel gaat worden. Zodat vele hectares bos waar ik nu nog vrolijk doorheen fietste, verdwenen zullen zijn en het gedaan is met de laatste, relatief rustige toegangsweg tot Istanboel.) Het plan was de Bosporus bij de Zwarte Zee te bereiken en daarvandaan een boot richting centrum te nemen, een mogelijkheid waarop twee Braziliaanse fietsers me hadden gewezen. Maar voor ik het wist, was ik verstrikt geraakt in een gekkenhuis van snelwegen die kriskras door en over elkaar liepen, rijkelijk voorzien van scheurende bolides, rammelende vrachtwagens, dampende bussen en knetterende motoren. Zonder enig idee te hebben waar ik me ongeveer bevond. Na even flink vloeken - wat enige energie kostte, geenszins bleek te helpen, doch aanzienlijk opluchtte - wist ik uiteindelijk een afslag en een benzinestation te vinden voor een bakkie schrale troost (want Turkije is wat dat betreft geen Bulgarije). De jongen achter de kassa sprak geen Engels (want wat dat betreft is Turkije dan wel weer Bulgarije), maar de vertaler op zijn i-phone bracht uitkomst: "Do you want receipe for road?" Dat vijzelde mijn humeur aanzienlijk op. "Nou", was ik geneigd het apparaat te antwoorden, "Eerlijk gezegd heb ik m'n buik wel vol van die weg, dus mijn recept luidt: laat 'm maar lekker in zijn eigen sop gaarkoken." Hoewel de i-phone me weer fijn de E-80 opstuurde - een optie die ik gaarne aan me voorbij liet gaan - kreeg ik wel een globale indruk waar ik was, zodat ik op mijn kompas wel aardig in de buurt zou moeten komen van waar ik wezen moest. Niks door zo'n achterdeurtje Istanboel binnenglippen. Ik deed gewoon wat over het algemeen met klem wordt afgeraden: op de fiets dwars door de stad richting centrum. Het is te doen. Doch een licht suicidale aanleg had aanzienlijk geholpen.
De eerste dag in Istanboel was ik doodziek.
De tweede dag voelde ik me nog steeds wat labiel.
Daarna was ik in staat de stad te verkennen, een dagje op te trekken met Cecile & Alex (twee Franse fietsers die ik in Edirne had ontmoet) en de dingen te doen die een toerist zoal doet in Istanboel. Maar daarover zal ik voor de rest niet uitweiden; wie hiernaar nieuwsgierig is, haalt maar een Lonely Planet bij de bibliotheek. (Hoewel ik de kamer met de heilige relikwieen in het Topkapipaleis toch niet onvermeld wil laten. Kijk, de staf van Mozes begrijp ik nog. Ook een stukje schedeldak van Johannes de Doper, en de baardharen & kiezen van Mohammed kan ik - ook al getuigt het van een wat morbide fascinatie- inkomen. Maar de kookpan van Abraham? De waterkom van Mohammed? Waar ligt de grens? Hoe ver dient een voorwerp verwijderd te zijn van een heilige voor het zijn heiligheid verliest? Ik bedoel, zo maak je het atheisten wel heel makkelijk om je geloof belachelijk te maken.)
Maar goed, Istanboel is een fantastische stad met een krankzinnige energie. (Hoewel ik niet uitsluit dat iedereen liep te stuiteren van de suiker, omdat de Ramadan net was afgelopen.) Zeker een aanrader. Maar na vijf dagen begon het weer te kriebelen en moest er gefietst worden. Doch om herhaling van de niet bepaald genoegelijke entree te voorkomen, besloot ik - een enigszins lafjes - de boot te nemen. Naar Bandirma. Een stad van flatgebouwen, zo vond ik uit. Weliswaar uitgevoerd in geruststellende pasteltinten, doch dusdanig ontdaan van enige vorm van karakter dat de stad de indruk wekte te zijn ontworpen door een architect uit Benidorm. Het meest positieve wat ik over Bandirma kan zeggen, is dat er snel en simpel uit te fietsen was.
Mijn tocht door Turkije was nu echt begonnen.
Waarna ik er achterkwam dat het een verdomd groot land is. En ook dat de mensen buiten de grote steden en toeristenplaatsen uitermate vriendelijk en gastvrij zijn. Bij Ivrindi trakteerde een Turk die in Belgie had gewoond me op een uitgebreide lunch en in Korucu (waar ik gestopt was om wat brood & kaas te kopen) liep de winkelier naar huis om terug te komen met een grote plastic tas vol tomaten & paprika's, waarvoor ik onder geen beding mocht betalen (en, een detail dat me eigenlijk nog het meest ontroerde, hij had ook nog de moeite genomen om ze te wassen).
*****
Pamukkale staat bekend om haar grote, witte berg. Nu klinkt dat niet bepaald interessant, maar het kalkrijke water uit een plaatselijke bron heeft er door de eeuwen heen tamelijk bizarre vormen aan gegeven. Alsof er een gigantische ijsberg naar westelijk Anatolie is getransporteerd die nu langzaam ligt weg te smelten in de Turkse zon. Gewekt om half 6 door de oproep tot gebed door de plaatselijke muezzin - een onchristelijke tijd, inderdaad - kon ik een lekker vroege start maken, zodat ik de buitenaardse skibaan voor mezelf had. Wat het vervreemdende effect nog verder vergrootte. Na een lange klim op blote voeten (om beschadigingen te voorkomen mag je er onder geen beding met schoenen overheen lopen) en met open mond arriveerde ik bij de top, waar zich een groot complex van Griekse, Romeinse en Byzantijnse ruines bevindt (want door de unieke samenstelling van het water was Pamukkale sinds de oudheid een kuuroord). Ik arriveerde er precies op tijd om de eerste buslading Aziaten te begroeten. Ik knikte hen vriendelijk toe, terwijl de eersten onder hen de borden negeerden die zeiden dat je je schoenen diende uit te trekken en zodoende enige eeuwen zorgvuldige kalkopbouw van het Werelderfgoed teniet deden. De ruines waren ook uitermate aangenaam om doorheen te struinen, maar naarmate het middaguur naderde, groeide het aantal groepen en daalde de sfeer. (Overigens kun je nog steeds baden in de oude bron. En wel voor 30 tl (ongeveer 15 euro). Een stevig prijsje, ja. Maar bedenk hierbij wel dat je, gezien de unieke chemische samenstelling van het water, er zo maar het eeuwige leven van schijnt te kunnen krijgen. Dus zo bekeken is het wel weer een koopje. Hoewel ik er verdraaid weinig antieke Grieken, Romeinen en/of Byzantijnen heb zien rondlopn. Sterker nog, ik heb er een enorm uitgestrekte necropolis mogen aanschouwen. Dus de gezondheidsclaims dienen met de nodige scepsis benaderd te worden. Wat je er trouwens wel veel rond zag lopen, waren dikke Russen in eng kleine zweembroekjes, luid bellend, terwijl hun hoogblonde trofeevrouwtjes er verveeld (of ronduit chagrijnig) op hoge hakken onhandig naast liepen. Doch dit terzijde. Nog een curieuze behandelwijze: je kunt zgn. doktervissen de dode huidcellen van je voeten laten knabbelen. Het schijnt zeer kalmerend te zijn. De begeleidende foto's tonen ons enige ongemakkelijk kijkende mensen, de begeleidende tekst verzekert ons: "By original Turkish fish!" Dus niet dat je denkt dat je als toerist wordt afgescheept met van die Chinese nepdingen... Doch ook dit terzijde.)
*****
Na een kilometer of 50 langs de snelweg werd het na de afslag Gemis - nee nee, wel gevonden! (hehehe) - pas echt interessant. Een doods, desolaat landschap waarin een opgedroogd zoutmeer lag te trillen in de zon. Er liep een stoffig kiezelpad naartoe. Een uitgestrekte korst witte zoutkristallen onder een strakblauwe hemel. Aan de randen waren hier en daar nog wat poeltjes dik, roodbruin water als papsneeuw te zien. Natuurlijk kun je het niet nalaten je hand erin te steken. Wat een pijnlijke ervaring kan zijn.
Van Gemis naar Kazluca raakte ik volkomen verdwaald in een wirwar van grijze wegen. De weinige borden die er stonden, waren dusdanig vervaagd dat je met pijn en moeite een naam kon ontcijferen die redelijk overeen leek te komen met die op de kaart. Maar meestal ontbrak enige aanwijzing en bleek de weg die je had moeten inslaan een karrenspoor van kiezels en los gruis te zijn. Zo dacht ik enige malen na een lange, zware klim - bij elke bocht bleek er weer een stukje berg bijgeplakt - eindelijk van een afdaling te kunnen genieten om vervolgens in een dorpje te belanden dat volledig uit de richting lag. Zodat ik weer om moest draaien en terug omhoog moest om erachter te komen dat dat zandpad niet zo maar een zandpad was, maar de weg naar Kazluca. Uiteindelijk strandde ik ergens in een dennenbos net na Gulkoy. Ik had net een klapband gehad, begon het goed zat te worden en wist eigenlijk nog steeds niet of ik nu op de goede weg zat. (Een 75-jarige man die ooit in Dortmund had gewerkt en met wie ik een kopje thee zat te drinken, had me in gebrekkig Duits een vage richting opgestuurd nadat hij met waterige oogjes de kleine lettertjes op mijn kaart had bestudeerd. Hij had een fraaie, Turkse snor en een gebit als een bouwvallig fietsenhok waarachter vele sigarettenzijn gerookt en dat nogal te lijden had gehad van regelmatig vandalisme. Wat hem overigens niet belette zijn overgebleven bruine stompjes veelvuldig bloot te lachen.) Maar toen ik 's avonds voor mijn tent zat, vroeg ik me af of het eigenlijk wat uitmaakte dat ik geen hol was opgeschoten. Hoewel frustrerend was de omgeving onvoorstelbaar mooi. En ik was in elk geval een dagje weg van de snelweg.
*****
Konya, stad der dansende derwisjen, leden van een mystiek islamitisch genootschap die duizelingwekkende rondjes draaien teneinde dichter bij God te komen. De oprichter, Mevlana Rumi, ligt er begraven. Hieraan moest ik echter NIET denken toen ik met een rotvaart de berg afscheurde, mijn hoed danig irritant voor mijn ogen flapperend, en de stad eindeloos uitgestrekt zag liggen blinken in de vroege ochtendzon. Wat ik dacht, was: "Knya? Conyo!" (zoals Spaanstaligen zouden zeggen; maar dan waarschijnlijk wel met zo'n friebeltjeboven de 'n'; doch daar doen de Turkse computers niet aan). Want een fietstocht door een drukke, Turkse stinkstad is geenszins een gelegenheid om verheugd naar uit te kijken.
Dat bleek alleszins mee te vallen.
Sterker nog, Konya kende zelfs fietspaden.
Doch dat zal wel los staan van die dansende derwisjen.
Enfin, na enige essentiele dingen te hebben afgehandeld - inkopen gedaan, mail gecheckt, wc-papier gestolen in een sjieke koffietent - was ik zo gereed voor de Anatolische steppe als ik maar kon zijn. Niet overdreven gereed, zo bleek. Maar hoe gereed kun je wezen voor twee dagen breinverdovend geploeter over een snelweg tegen een stevige wind in door een landschap dat ongeveer even opwindend is als de pantykousjes van Karin Bloemen? De Lonely Planet schetst een geromantiseerd beeld van een soort desolate, Texaanse woestijn, maar de schrijver lag waarschijnlijk een raki-kater uit te slapen in een luxe airco-bus, want de omgeving heeft meer weg - mits je de kale heuvels in de verte wegdenkt - van een eindeloze, door een serieuze hittegolf geteisterde Haarlemmermeerpolder. Industrie- en bedrijventerreinen, dorre gele velden, benzinestations, wat boerderijen, elektriciteitsmasten, hier & daar een dooie boom. En over ales een grauwe sluier van opwaaiend stof. En in je oren een constant gebulder van de wind.
Dit was geen fietsen, dit was dom doortrappen.
Na Aksaray - ik besloot een omweggetje via de Ihlaravallei te nemen - begon het landschap langzaam te veranderen. Aanvankelijk kreeg ik het idee in een spaghettiwestern rond te fietsen (in dezlfde fletse kleuren). Maar even verderop wrd het wat bizarder. Eerst passeerde ik een aantal rotsblokken die er utzagen als enorme, versteende drollen (compleet met een sierlijk puntje eraan gedraaid) en in Selime was het alsof er allemaal gigantische puntmutsen op een berghelling waren geplaatst. Ik kreeg plots best - angstaanjagende - visioenen van reusachtige Rien Poortvliet-kabouters die maar een beetje in het wilde weg zaten te wildschijten.
De Ihlaravallei bleek echter slechts een klein voorproefje voor wat me te wachten stond in Cappadocia. Nu is Cappadocia natuurlijk een van Turkijes meest toeristische plekken - en Goreme is het afvoerputje voor alle deprimerende uitwassen daarvan - maar daar is een bijzonder goede reden voor: het is het meest bizarre en absurde landschap dat ik ooit gezien heb. Je kunt wel met vergelijkingen komen als elvenschoorstenen, hobbithuizen, Star Wars-decors of de Toren van Babel geschilderd door Brueghel in een landschap geschilderd door Dali, maar uiteindelijk is zien pas geloven. En dan nog heb je zo nu en dan je twijfels of iemand niet iets in je drankje heeft gegooid. Nu geloof ik niet per se in God (maar weet je veel...), doch in deze contreien was Ie in een wel heel frivole bui toen Ie Z'n scheppingsding deed. Of misschien was het vrijdagavond en dacht Hij na een paar raki's, misschien een jointje: "Holadijee, laat die onbeduidende mensjes dit maar 's uitvogelen,haha!" (Waarna hij op zaterdagmorgen, licht katerig, Zich er met een Jahwe-van-Leiden afmaakte en de Anatolische steppe schiep.)
Ontwaken, uit je tent kruipen en tientallen reusachtige 15 watt-peertjes licht suizend in de lucht zien zweven is een tamelijk surrealistische ervaring. Ik heb nooit de fascinatie begrepen die sommige mensen met een luchtballon hebben (ook al is het ongetwijfeld een enerverende ervaring om erin te zitten), maar als ze met zo veel tegelijk in de schemer van de rjizende zon aan je ogen voorbij ziet drjiven, is dat best indrukwekkend. En op merkwaardige wijze bijzonder rustgevend.
Hoewel Cappadocia, zoals gezegd, uitermate toeristisch is, kom je op je wandelingen door de valleien vrijwel geen mens tegen. De meeste toeristen lijken zich teveden te stellen met een ritje in een dikke, vette touringcar van het ene uitzichtspunt naar het andere om daar een paar plaatjes te schieten en allerhande ambachtelijke fabriekssouvenirs (made n China) door de strot geduwd te krjigen.
*****
Enfin, na de 1e wereldoorlog trachtte Frankrijk grote delen van het verslagen Turkije aan haar kolonieen toe te voegen. Nu, bijna 100 jaar later, doen ze opnieuw een poging (en zo te zien grotendeels met dezelfde veteranen). De camping hebben ze alvast veroverd. Met 14(!) campers zijn ze het terrein opgestormd en hebben ze de overgebleven open stukjes veranderd in jeu de boule-banen. Met andere woorden, het wordt hoog tijd om - na een kleine week Cappadocia - weer verder te trekken. Nu is dat makkelijker gezegd dan gedaan, want de Georgische grens is nog minimaal 1000 km fietsen (langs vnl. snelwegen). Bovendien heb ik Turkije na ruim een maand ook wel gehad. (Of, zoals een Australier zei: "The only time to do too much Turkey is Christmas time.") Dus ik overweeg een bus of trein naar Erzurum of Kars te nemen. Want ik heb weinig zin om vlak voor de winter in Georgie te arriveren.
En daarna?
Tsja...
Een Iraans visum vereist nogal wat geduld, zodat ik waarschijnlijk ergens in de buurt van Tbilisi zit als ik deze in Ankara op kan halen. Wat nogal onpraktisch is. Wellicht dat ik een goedkoop vliegticket kan scoren.
Suggesties zijn welkom.
-
02 Oktober 2012 - 19:55
Arjan:
Hoi Mario,
vanuit een zwevende gloeilamp naar de naar het absurde landschap kijken is ook de moeite waard. Je moet om 5 uur uit je bedje, maar met een beetje geluk hangt er een grote automatische wekker aan dichtsbijzijnde minaret.
Leuk om te horen dat je het naar je zin hebt. En succes met het vervolg!
Groetjes
Arjan -
11 Oktober 2012 - 17:13
Marco:
Mocht je Mustafa Ozkent nog tegenkomen, doe hem de hartelijke groeten! Ook de hartelijke groeten van mij aan jou overigens. -
11 Oktober 2012 - 17:13
Marco:
Mocht je Mustafa Ozkent nog tegenkomen, doe hem de hartelijke groeten! Ook de hartelijke groeten van mij aan jou overigens. -
13 Oktober 2012 - 11:53
Mario Joore:
Arjan, ik geloof graag dat een ballontocht alleszins de moeite waard was, maar helaas ging het mijn budget een beetje te boven. En wat betreft die wekker, het kan soms best handig zijn, inderdaad. Het enige wat ik me op een gegeven moment afvroeg was: Als die mensen dan toch zo vroeg wakker worden gemaakt, warom komt het leven dan zo laat op gang? Veel was er voor negenen niet open.
En Marco, ook de groeten van jou aan mij (en iedereen trouwens). Ik meen dat Mustafa Ozkent tegenwoordig een doner kebabtent in Alblasserdam runt, hoewel de wat verlate royalties hem binnenkort in staat zullen stellen comfortabel te rentenieren in, vermoedelijk, Kayseri. Of Erzurum.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley