Deel 6
Door: msjoore23
Blijf op de hoogte en volg Mario
04 Juli 2012 | Moldavië, Chisinau
De bewering dat het toerisme in Moldavie in zijn kinderschoenen staat, is zoiets als zeggen dat Nederland niet zo heel veel punten heeft gehaald op het afgelopen EK. D.w.z. het is een understatement van jewelste. Nu is dat niet zo heel vreemd, aangezien het land niet bepaald gebukt gaat onder een grote hoeveelheden attracties van landschappelijke dan wel architectonische aard. Eigenlijk is Moldavie's grote aantrekkingskracht voor de potentiele toerist dat er geen toeristen komen. In een land zonder al te veel bezienswaardigheden ben je zelf de grootste bezienswaardigheid.
Maar goed, ik loop wat op de zaken vooruit.
Tussen Lunca Ilvei en Vatra Dornei was de weg zo onbegaanbaar slecht dat de routebeschrijving met klem aanraadde om de trein te nemen. Nu is dat voor mij meestal een extra aansporing om het dan juist op de fiets te proberen, maar na enige navraag werd dat zeer afgeraden. Eerlijk gezegd had ik mijn buik toch al een beetje vol van die Roemeense wegen (zodat ik stiekem toch wel blij was om niet aan mijn eigenwijsheid te hoeven toegeven). Betonplaten die hun beste tijd hadden gehad (en deze tijd lag reeds ver in het verleden); hier & daar had men nog wel geprobeerd de ergste gaten op te vullen met een onverschillige kwak teer. Herstelpogingen die, zo leek het, uitgesmeerd waren over diverse decennia. Wat de weg weliswaar een interessante, welhaast abstract kunstzinnige aanblik bood, doch de berijdbaarheid over het algemeen niet ten goede kwam. (Overigens belet dit de automobilisten & vrachtwagenchauffeurs niet het uithoudingsvermogen van hun voertuigen tot het uiterste uit te testen (waarbij doorgaans over het hoofd wordt gezien dat er ook nog andere weggebruikers zijn); "imbeciel" en "achterlijke idioot" zijn ongetwijfeld mijn meest gebruikte Nederlandse woorden van de afgelopen weken.)
Kortom, een ritje met de trein was best welkom.
Na een maaltijd die, eh... Nou ja, laat ik het zo zeggen, het serveerstertje was lekkerder. (Maar ja, mag je eigenlijk wel klagen voor 3,75 euro (incl. bier)?) Enfin, na de maaltijd naar het stationnetje getogen, waar ik erachter kwam dat de prijs van het treinkaartje weliswaar absurd laag was, doch dat daar tegenover stond dat de afstand tussen het perron en de treindeur dan weer onevenredig hoog was. 1,20 m en dan overdrijf ik niet eens zo heel erg veel. Het is dat enige omstanders, waaronder de conducteur, niet te beroerd waren om mee te helpen sjouwen, anders was ik vroegtijdig gescheiden van enige fietstassen en/of fiets. Eenmaal aan boord was het best fijn om bij de open deur van de achterste wagon - de open deur van het toilet was iets minder fijn - het landschap voor de verandering eens aan je voorbij te zien flitsen. (Nu gebeurt dat natuurlijk ook wel als je met de fiets van een berg afraast, maar doorgaans ben je dan drukker bezig met dichtgeknepen remmen (en dichtgeknepen billen) het wegdek en tegenliggers in de gaten te houden dan met je omgeving.) We passeerden enkele stationnetjes waarvan ik me afvroeg of er, behalve zo'n stationnetje midden in het bos, nou nog meer zou zijn. Met name Larion leek me een eenzaam bestaan voor de perronchef. Niemand stapte in, niemand stapte uit. Hij stond er wat verloren bij met zijn bordje in zijn handen, alsof hij toch al wist dat het weer niks zou worden. En hij had zijn stationnetje nog wel zo gezellig gemaakt door wat dooie plantjes in de vensterbank te zetten. Ze kleurden mooi bij de bruine vitrage.
Aangekomen op de camping in Vatra Dornei werd ik prompt uitgenodigd door een Roemeense familie om mee te eten en drinken.
*****
"Een onaangeharkt Tirol", noemde een Nederlander in een bestelbusje Bucovina. Hij (de man dus) had wel wat weg van een Vader Abraham die zijn bolhoedje thuis had gelaten en die achterlijke baard van 'm eindelijk 's had gefatsoeneerd. (Oh, misschien was het hem wel en was ik net bijtijds weg voor hij kon uitbarsten in het Smurfenlied.) "Een Tirol van net na de oorlog". Ik kon me er iets bij voorstellen en begreep wat hij bedoelde, maar eerlijk gezegd heb ik het idee dat Tirol altijd al behoorlijk aangeharkt is geweest, aangezien er een nogal harkerig volkje woont. De omgeving had meer weg van een Tirol dat bevolkt werd door onverschillige alcoholisten die het allemaal wel best vinden. Erg mooi, inderdaad.
Op de top van de Pasul Mestecanis (1096 m) was, in tegenstelling tot die van de Bucespas, wel een cafeetje. En deze was nog open ook. De koffie, waaring ongevraagd drie flinke scheppen suiker werden gegooid, kostte een paar kwartjes, maar was altijd nog duurder dan het goedkoopste bier. Wat allerminst een geruststellende gedachte is als je bedenkt dat de plek voornamelijk dienst deed als stopplaats voor truckers. (Tevens verkocht men er, doch dit geheel terzijde, een wodka genaamd Stalinskaya.) Twee bejaarde dames en drie bejaarde heren schoven aan op het terrasje. Ze waren strak in het zwart gekleed en ik nam aan dat ze net uit de kerk kwamen. Tenzij ze zich een wat verlate gothic look hadden aangemeten, natuurlijk. Voor het ontbijt bestelden ze vijf bier. Op de parkeerplaats kregen twee vrachtwagenchauffeurs slaande ruzie. De een was net iets minder straallazarus dan de ander. Uiteindelijk stapten ze beiden in hun truck en reden ze weg. Het was kwart over tien op een zondagmorgen. Ik was blij dat ik de andere kant op ging.
De tweede pas van die dag, Pasul Ciumarna, was nog net iets hoger (1109 m), maar daarop was slechts een man te vinden die handbeschilderde eieren verkocht. En een grote, betonnen hand met daaromheen iets geslingerd waarvan ik vermoedde dat het de weg moest voorstellen (hoewel het ook best een machinegeweer kon zijn geweest). Twee Oostenrijkse motorrijders wilden met me op de foto. Het uitzicht was overweldigend. Als ik om me heen en op de kaart keek, kreeg ik de indruk dat het een van de hoogste punten in de wijde omgeving was.
Best stoer eigenlijk...
*****
Een klooster genaamd Humor. "Nou", denk je dan, "Dat wordt lachen..." Vergeet 't maar. Hel & verdoemenis krijg je om je oren geslingerd. De fresco's liegen er niet om: martelaren worden onthoofd, gekruisigd, gewurgd, levend verbrand, met speren doorboord, van torens geworpen, doormidden gezaagd, door paarden uiteengereten... En dan moet het Laatste Oordeel nog komen!
De kloosters van Bucovina, die met hun torens en dikke muren meer weghebben van kastelen, staan bekend om hun overdadig beschilderde uiterlijk (en innerlijk). De buitenkant wekt de indruk van een uitbundig getattoeeerd persoon, de binnenkant is overdonderdend. Geen millimeter is onbeschilderd gelaten. Het had een bijna hallucinerend effect.
*****
"Iasi", zoals de Lonely Planet dan zegt, "Earns its love and respect slowly". En dan weet je eigenlijk wel hoe laat het is: het zal wel een vreselijke kutstad zijn.
Deze gedachte bleek correct.
Er zijn nog enkele gebouwen over uit de tijd dat Iasi even een paar jaartjes de hoofdstad van Roemenie mocht zijn (ergens halverwege de 19e eeuw), maar het merendeel bestaat uit dat treurige sovjetbeton waar Ceaucascu zo dol op was. De weg erheen was al geen pretje. Ik had de limesroute verlaten en had mijn eigen weg uitgestippeld, omdat ik Moldavie wilde bezoeken. Helaas was er weinig alternatief dan een kleine 50 km langs een snelweg te fietsen. En van het constante geraas van (vracht)verkeer word je op den duur goed gaar. ("Frecvent accidente", waarschuwde een bord langs de weg. Dat was duidelijk. Doch weinig bemoedigend. Zeker omdat de tekst vergezeld ging van een grijnzende doodskop. Aan de andere kant van de weg had men een groot kruisbeeld geplaatst. Of dit bedoeld was als goddelijke ongevallenpreventie is me niet duidelijk. Ik persoonlijk zou me wat veiliger voelen bij een wat meer seculaire vorm van verkeersveiligheid. Politie die die krankzinnige automobilisten eens wat vaker op de bon zou slingeren bijvoorbeeld.) Toen ik uiteindelijk aankwam in Iasi duurde het nog uren voor ik het meer had gevonden waar een camping zou zitten. En toen ik het meer eenmaal gevonden had, bleek de camping een spookstadje te zijn van cabana"s - kleine, houten vakantiehuisjes - overwoekerd, vervallen, slechts bewoond door een troep zwerfhonden (die banger voor mij waren dan ik voor hen). Ik struinde er wat rond, zag een hutje dat er nog redelijk uitzag en besloot het, naar goed Amsterdams gebruik, te kraken. Later die avond las ik de introductie die de burgemeester bij een toeristische kaart van zijn stad had geschreven en die besloot met: "What is secret cannot be unveiled, but penetrates into our souls with its charm and chases oblivion away. No traveler has ever forgotten our places and the rememberance of our Iai has always been pleasant for his soul". Wat de goede man nu precies bedoelde, begreep ik niet helemaal, maar hij gaf me wel het gevoel dat ik iets ernstig fout deed in zijn stad. Over het water kwam een circusdeuntje gespeeld op een lullig orgeltje aangewaaid en af & toe blafte er een hond. Het was een surrealistisch nachtje...
Nadat ik niet al te uitgerust wakker werd, pakte ik mijn boeltje en toog ik op weg naar Moldavie. Waarbij ik helaas wel weer door Iasi moest. Ik fietste door buitenwijken, passerde de Pussycat Dolls Night Club (program 21.00 - 6.00) en belandde op een weg die geenszins de indruk wekte naar een grensplaats te leiden. Het was er verdacht rustig; blijkbaar was het zelfs voor Roemenen niet aantrekkelijk om hun oosterburen te bezoeken. Die indruk wekten de Roemeense grenswachten ook. Ze bladerden wat door mijn paspoort, bekeken mij en mijn fiets met een mengeling van scepsis & geamuseerdheid, en wuifden me toen verder met een gebaar van: "Nou ja, je moet het zelf maar weten..."
Waar de Roemeense douane nog een zekere nurkse welwillendheid jegens een fietser uit Nederland betoonden, bekeken hun Moldavische collega"s me met onverholen achterdocht vanonder hun veel te grote petten. Een mooie jonge vrouw met rood haar die keek alsof ze al twee jaar geen seks had gehad (en het voorlopig ook niet van plan was) vroeg me streng om mijn paspoort. Na daar een half uurtje iedere letter in te hebben bestudeerd, schoof ze hem afgemeten terug en zei ze op een toon die eerder iets van een bevel weghad: "I wiss you pleasant stay in Raypoobleek of Moldova". Ik had de Europese Unie verlaten en stond nu officieel in het armste land van Europa, het voormalige Bessarabie. (Ik wilde die naam toch ergens een keer laten vallen...)
Nu weet ik niet of er gradaties zijn in stoffigheid - stoffig is stoffig, zou je zeggen - maar Moldavie scheen me zo mogelijk nog stoffiger toe dan Roemenie. Dorpjes van niks, dorre heuvels, glooiende velden graan, mais & zonnebloemen. Ergens bij Pirlita klaagden twee boeren over de droogte en bij een waterput in Romanovca gaf een man die net boodschappen had gedaan me spontaan een ijsje.
Chisinau, de hoofdstad, is een beetje een openluchtmuseum rond het thema "Het Failliet van het Communisme". Woonkazernes die ooit een betere toekomst voor de arbeidersklasse beloofden, vallen nu van treurige ellende uit elkaar. Hotel Naional, ooit een hoogtepuntje van functionalistisch jaren 60-design, is nu een betonrotte ruine waarin nog slechts zwerfhonden logeren. Fonteinen staan droog, sociaal-realistische mozaieken zijn vervaald en missen nogal wat steentjes, heldhaftige Sovjet-monumenten getuigen van een pijnlijk glorieus verleden... Chisinau is een van de vele ex-communistische, Oosteuropese steden waar een bak kapitalisme overheen is gestort. Sommige mensen zijn daar heel rijk van geworden, maar de meesten leven nu een marginaal bestaan.
Maar goed, ik loop wat op de zaken vooruit.
Tussen Lunca Ilvei en Vatra Dornei was de weg zo onbegaanbaar slecht dat de routebeschrijving met klem aanraadde om de trein te nemen. Nu is dat voor mij meestal een extra aansporing om het dan juist op de fiets te proberen, maar na enige navraag werd dat zeer afgeraden. Eerlijk gezegd had ik mijn buik toch al een beetje vol van die Roemeense wegen (zodat ik stiekem toch wel blij was om niet aan mijn eigenwijsheid te hoeven toegeven). Betonplaten die hun beste tijd hadden gehad (en deze tijd lag reeds ver in het verleden); hier & daar had men nog wel geprobeerd de ergste gaten op te vullen met een onverschillige kwak teer. Herstelpogingen die, zo leek het, uitgesmeerd waren over diverse decennia. Wat de weg weliswaar een interessante, welhaast abstract kunstzinnige aanblik bood, doch de berijdbaarheid over het algemeen niet ten goede kwam. (Overigens belet dit de automobilisten & vrachtwagenchauffeurs niet het uithoudingsvermogen van hun voertuigen tot het uiterste uit te testen (waarbij doorgaans over het hoofd wordt gezien dat er ook nog andere weggebruikers zijn); "imbeciel" en "achterlijke idioot" zijn ongetwijfeld mijn meest gebruikte Nederlandse woorden van de afgelopen weken.)
Kortom, een ritje met de trein was best welkom.
Na een maaltijd die, eh... Nou ja, laat ik het zo zeggen, het serveerstertje was lekkerder. (Maar ja, mag je eigenlijk wel klagen voor 3,75 euro (incl. bier)?) Enfin, na de maaltijd naar het stationnetje getogen, waar ik erachter kwam dat de prijs van het treinkaartje weliswaar absurd laag was, doch dat daar tegenover stond dat de afstand tussen het perron en de treindeur dan weer onevenredig hoog was. 1,20 m en dan overdrijf ik niet eens zo heel erg veel. Het is dat enige omstanders, waaronder de conducteur, niet te beroerd waren om mee te helpen sjouwen, anders was ik vroegtijdig gescheiden van enige fietstassen en/of fiets. Eenmaal aan boord was het best fijn om bij de open deur van de achterste wagon - de open deur van het toilet was iets minder fijn - het landschap voor de verandering eens aan je voorbij te zien flitsen. (Nu gebeurt dat natuurlijk ook wel als je met de fiets van een berg afraast, maar doorgaans ben je dan drukker bezig met dichtgeknepen remmen (en dichtgeknepen billen) het wegdek en tegenliggers in de gaten te houden dan met je omgeving.) We passeerden enkele stationnetjes waarvan ik me afvroeg of er, behalve zo'n stationnetje midden in het bos, nou nog meer zou zijn. Met name Larion leek me een eenzaam bestaan voor de perronchef. Niemand stapte in, niemand stapte uit. Hij stond er wat verloren bij met zijn bordje in zijn handen, alsof hij toch al wist dat het weer niks zou worden. En hij had zijn stationnetje nog wel zo gezellig gemaakt door wat dooie plantjes in de vensterbank te zetten. Ze kleurden mooi bij de bruine vitrage.
Aangekomen op de camping in Vatra Dornei werd ik prompt uitgenodigd door een Roemeense familie om mee te eten en drinken.
*****
"Een onaangeharkt Tirol", noemde een Nederlander in een bestelbusje Bucovina. Hij (de man dus) had wel wat weg van een Vader Abraham die zijn bolhoedje thuis had gelaten en die achterlijke baard van 'm eindelijk 's had gefatsoeneerd. (Oh, misschien was het hem wel en was ik net bijtijds weg voor hij kon uitbarsten in het Smurfenlied.) "Een Tirol van net na de oorlog". Ik kon me er iets bij voorstellen en begreep wat hij bedoelde, maar eerlijk gezegd heb ik het idee dat Tirol altijd al behoorlijk aangeharkt is geweest, aangezien er een nogal harkerig volkje woont. De omgeving had meer weg van een Tirol dat bevolkt werd door onverschillige alcoholisten die het allemaal wel best vinden. Erg mooi, inderdaad.
Op de top van de Pasul Mestecanis (1096 m) was, in tegenstelling tot die van de Bucespas, wel een cafeetje. En deze was nog open ook. De koffie, waaring ongevraagd drie flinke scheppen suiker werden gegooid, kostte een paar kwartjes, maar was altijd nog duurder dan het goedkoopste bier. Wat allerminst een geruststellende gedachte is als je bedenkt dat de plek voornamelijk dienst deed als stopplaats voor truckers. (Tevens verkocht men er, doch dit geheel terzijde, een wodka genaamd Stalinskaya.) Twee bejaarde dames en drie bejaarde heren schoven aan op het terrasje. Ze waren strak in het zwart gekleed en ik nam aan dat ze net uit de kerk kwamen. Tenzij ze zich een wat verlate gothic look hadden aangemeten, natuurlijk. Voor het ontbijt bestelden ze vijf bier. Op de parkeerplaats kregen twee vrachtwagenchauffeurs slaande ruzie. De een was net iets minder straallazarus dan de ander. Uiteindelijk stapten ze beiden in hun truck en reden ze weg. Het was kwart over tien op een zondagmorgen. Ik was blij dat ik de andere kant op ging.
De tweede pas van die dag, Pasul Ciumarna, was nog net iets hoger (1109 m), maar daarop was slechts een man te vinden die handbeschilderde eieren verkocht. En een grote, betonnen hand met daaromheen iets geslingerd waarvan ik vermoedde dat het de weg moest voorstellen (hoewel het ook best een machinegeweer kon zijn geweest). Twee Oostenrijkse motorrijders wilden met me op de foto. Het uitzicht was overweldigend. Als ik om me heen en op de kaart keek, kreeg ik de indruk dat het een van de hoogste punten in de wijde omgeving was.
Best stoer eigenlijk...
*****
Een klooster genaamd Humor. "Nou", denk je dan, "Dat wordt lachen..." Vergeet 't maar. Hel & verdoemenis krijg je om je oren geslingerd. De fresco's liegen er niet om: martelaren worden onthoofd, gekruisigd, gewurgd, levend verbrand, met speren doorboord, van torens geworpen, doormidden gezaagd, door paarden uiteengereten... En dan moet het Laatste Oordeel nog komen!
De kloosters van Bucovina, die met hun torens en dikke muren meer weghebben van kastelen, staan bekend om hun overdadig beschilderde uiterlijk (en innerlijk). De buitenkant wekt de indruk van een uitbundig getattoeeerd persoon, de binnenkant is overdonderdend. Geen millimeter is onbeschilderd gelaten. Het had een bijna hallucinerend effect.
*****
"Iasi", zoals de Lonely Planet dan zegt, "Earns its love and respect slowly". En dan weet je eigenlijk wel hoe laat het is: het zal wel een vreselijke kutstad zijn.
Deze gedachte bleek correct.
Er zijn nog enkele gebouwen over uit de tijd dat Iasi even een paar jaartjes de hoofdstad van Roemenie mocht zijn (ergens halverwege de 19e eeuw), maar het merendeel bestaat uit dat treurige sovjetbeton waar Ceaucascu zo dol op was. De weg erheen was al geen pretje. Ik had de limesroute verlaten en had mijn eigen weg uitgestippeld, omdat ik Moldavie wilde bezoeken. Helaas was er weinig alternatief dan een kleine 50 km langs een snelweg te fietsen. En van het constante geraas van (vracht)verkeer word je op den duur goed gaar. ("Frecvent accidente", waarschuwde een bord langs de weg. Dat was duidelijk. Doch weinig bemoedigend. Zeker omdat de tekst vergezeld ging van een grijnzende doodskop. Aan de andere kant van de weg had men een groot kruisbeeld geplaatst. Of dit bedoeld was als goddelijke ongevallenpreventie is me niet duidelijk. Ik persoonlijk zou me wat veiliger voelen bij een wat meer seculaire vorm van verkeersveiligheid. Politie die die krankzinnige automobilisten eens wat vaker op de bon zou slingeren bijvoorbeeld.) Toen ik uiteindelijk aankwam in Iasi duurde het nog uren voor ik het meer had gevonden waar een camping zou zitten. En toen ik het meer eenmaal gevonden had, bleek de camping een spookstadje te zijn van cabana"s - kleine, houten vakantiehuisjes - overwoekerd, vervallen, slechts bewoond door een troep zwerfhonden (die banger voor mij waren dan ik voor hen). Ik struinde er wat rond, zag een hutje dat er nog redelijk uitzag en besloot het, naar goed Amsterdams gebruik, te kraken. Later die avond las ik de introductie die de burgemeester bij een toeristische kaart van zijn stad had geschreven en die besloot met: "What is secret cannot be unveiled, but penetrates into our souls with its charm and chases oblivion away. No traveler has ever forgotten our places and the rememberance of our Iai has always been pleasant for his soul". Wat de goede man nu precies bedoelde, begreep ik niet helemaal, maar hij gaf me wel het gevoel dat ik iets ernstig fout deed in zijn stad. Over het water kwam een circusdeuntje gespeeld op een lullig orgeltje aangewaaid en af & toe blafte er een hond. Het was een surrealistisch nachtje...
Nadat ik niet al te uitgerust wakker werd, pakte ik mijn boeltje en toog ik op weg naar Moldavie. Waarbij ik helaas wel weer door Iasi moest. Ik fietste door buitenwijken, passerde de Pussycat Dolls Night Club (program 21.00 - 6.00) en belandde op een weg die geenszins de indruk wekte naar een grensplaats te leiden. Het was er verdacht rustig; blijkbaar was het zelfs voor Roemenen niet aantrekkelijk om hun oosterburen te bezoeken. Die indruk wekten de Roemeense grenswachten ook. Ze bladerden wat door mijn paspoort, bekeken mij en mijn fiets met een mengeling van scepsis & geamuseerdheid, en wuifden me toen verder met een gebaar van: "Nou ja, je moet het zelf maar weten..."
Waar de Roemeense douane nog een zekere nurkse welwillendheid jegens een fietser uit Nederland betoonden, bekeken hun Moldavische collega"s me met onverholen achterdocht vanonder hun veel te grote petten. Een mooie jonge vrouw met rood haar die keek alsof ze al twee jaar geen seks had gehad (en het voorlopig ook niet van plan was) vroeg me streng om mijn paspoort. Na daar een half uurtje iedere letter in te hebben bestudeerd, schoof ze hem afgemeten terug en zei ze op een toon die eerder iets van een bevel weghad: "I wiss you pleasant stay in Raypoobleek of Moldova". Ik had de Europese Unie verlaten en stond nu officieel in het armste land van Europa, het voormalige Bessarabie. (Ik wilde die naam toch ergens een keer laten vallen...)
Nu weet ik niet of er gradaties zijn in stoffigheid - stoffig is stoffig, zou je zeggen - maar Moldavie scheen me zo mogelijk nog stoffiger toe dan Roemenie. Dorpjes van niks, dorre heuvels, glooiende velden graan, mais & zonnebloemen. Ergens bij Pirlita klaagden twee boeren over de droogte en bij een waterput in Romanovca gaf een man die net boodschappen had gedaan me spontaan een ijsje.
Chisinau, de hoofdstad, is een beetje een openluchtmuseum rond het thema "Het Failliet van het Communisme". Woonkazernes die ooit een betere toekomst voor de arbeidersklasse beloofden, vallen nu van treurige ellende uit elkaar. Hotel Naional, ooit een hoogtepuntje van functionalistisch jaren 60-design, is nu een betonrotte ruine waarin nog slechts zwerfhonden logeren. Fonteinen staan droog, sociaal-realistische mozaieken zijn vervaald en missen nogal wat steentjes, heldhaftige Sovjet-monumenten getuigen van een pijnlijk glorieus verleden... Chisinau is een van de vele ex-communistische, Oosteuropese steden waar een bak kapitalisme overheen is gestort. Sommige mensen zijn daar heel rijk van geworden, maar de meesten leven nu een marginaal bestaan.
-
05 Juli 2012 - 06:12
Mette:
'Net als Mario goed bepakt naar Moldavïe? Hahaha! Ik dacht het niet. Moldavïe laat ik lekker voor Mario....
(Mario, mocht je niet begrijpen waar ik het over heb. Onderaan deze pagina, na het lezen van je verhaal zie je een reclame van Reisartiekelen.nl met bovenstaande tekst...) -
11 Juli 2012 - 20:19
Ron Mantel:
Beste Mario
Wat een mooi reisverslag. Jij kan alles zo beeldend beschrijven. En je windt er geen doekjes om als het je niet bevalt. Ik kan daar wel om lachen.
Als ik heel eerlijk ben zijn er momenten dat ik denk 'fietste ik maar met je mee'. Okay het zal af en toe behoorlijk zwaar zijn, maar die prachtige en onbekende gebieden die jij ziet. Die spanning van 'waar kom ik nou weer terecht'. Er zijn weinig mensen die durven en doen wat jij doet. Geweldig. Enorm respect heb ik voor je. Ik kijk uit naar je volgende reisverslag.
Groetjes van je oude maatje Ron -
15 Juli 2012 - 20:09
Gerda:
hoi mario,hier je zus,erg leuk die reisverslagen,ik wacht op je volgende verslag,wens je veel succes........
-
10 December 2012 - 13:54
Bram Vonk En Carla:
Hoi Mario, Leuk om je reisverslagen te lezen. Zo vol humor. We zullen je blijven volgen. Zet em op succes.
Groet van ons beiden. -
10 December 2012 - 13:54
Bram Vonk En Carla:
Hoi Mario, Leuk om je reisverslagen te lezen. Zo vol humor. We zullen je blijven volgen. Zet em op succes.
Groet van ons beiden.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley